Het boren naar olie en gas op het Nederlandse deel van de Noordzee gebeurt zeer zorgvuldig. Bovendien houdt de overheid scherp toezicht op deze activiteiten. De situatie rond deze boringen is ,,volstrekt niet vergelijkbaar'' met die in de Golf van Mexico, waar een olieramp heeft plaatsgevonden.
Dat stelde minister Maria van der Hoeven van Economische Zaken donderdag in reactie op een brief die de kustprovincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland, Groningen en Friesland woensdag hadden verstuurd naar demissionair premier Jan Peter Balkenende. Zij pleitten daarin voor extra onderzoek naar de risico's van de olieboringen in de Noordzee. Ze sluiten niet uit dat in de Noordzee net zo'n ramp kan gebeuren als in de Golf van Mexico.
Het Nederlandse toezicht op de boringen is in handen van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM). De minister noemt dit toezicht ,,zeer effectief''. Verder houdt de SodM de veiligheidsmaatregelen van de oliemaatschappijen continu in de gaten, aldus de bewindsvrouw.
In de reactie van Van der Hoeven wijst de SodM erop dat de maximale waterdiepte bij boringen in de Nederlandse Noordzee ongeveer 50 meter is. De ramp in de Golf van Mexico vond plaats op een diepte van 1500 meter. Verder staat apparatuur waarmee de olietoevoer kan worden stilgelegd, op de boorplatforms, terwijl in de Golf van Mexico deze zich op de zeebodem bevindt. Hier is deze apparatuur dus makkelijk te bedienen en te inspecteren, aldus de SodM.
Verder wijst de toezichthouder erop dat als er toch een ramp gebeurt, er hier een fractie zou vrijkomen van de hoeveelheid die door de olieramp in de Golf van Mexico stroomt. En dan zou het ook nog eens om hele dunne olie gaan die snel afbreekt. Desalniettemin heeft de SodM oliemaatschappijen die in het Nederlandse deel van de Noordzee actief zijn, verzocht hun booroperaties nog eens goed door te lichten. De toezichthouder zal hierover rapport uitbrengen aan de ministeries van Economische Zaken, Sociale Zaken en VROM.