Scholeksters zijn vrij stevig gebouwde, zwart-witte steltlopers die algemeen in het binnenland kunnen worden aangetroffen. De grootste aantallen bevinden zich in het Noorden en Westen van het land, de Veluwe, Zuid-Limburg en Flevoland huisvesten nauwelijks scholeksters. Opvallend is dat scholeksters vaak allemaal dezelfde kant op zitten, zodat ze elkaar niet hinderen wanneer gevlucht moet worden voor naderend gevaar. Om dezelfde reden wordt altijd een onderlinge afstand van ongeveer een meter gehandhaafd. De snavel van een scholekster is handig om in het wad naar mossels en kokkels te zoeken en ook om ze te openen en het schelpdiertjes eruit te eten. De snavel slijt wel erg hard van al dat harde materiaal. Gelukkig groeit hij ook snel weer, ongeveer 0,4mm per dag. Als de snavel niet zou slijten dan zou hij doorgroeien en op den duur krom worden. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij scholeksters die in gevangenschap leven en hun snavel niet goed kunnen gebruiken en dus niet goed kunnen afslijten. De snavel van de scholekster slijt op het wad trouwens sneller dan op het land. In de zomer, als hij veel op het wad is, heeft de scholekster een kortere snavel dan in de winter, wanneer hij voedsel zoekt op het land.
De aantallen nemen gestaag af sinds de aantallen broedvogels systematisch gevolgd worden met het Broedvogel Monitoring Project. Met een jaarlijkse afname van iets meer dan 5% is de Nederlandse broedpopulatie in 15 jaar meer dan gehalveerd. Een dergelijke afname is opmerkelijk snel voor een langlevende soort als de Scholekster. Mogelijke oorzaken zijn de voedselschaarste als gevolg van de mechanische schelpdiervisserij. In het binnenland speelt mogelijk de intensivering van de landbouw een rol, dit heeft een negatieve invloed op de broedgebieden. Om aandacht te krijgen voor de terugloop van de scholekster hebben Sovon en De Vogelbescherming 2008 uitgeroepen tot het
jaar van de Scholekster
.