In het stadstuintje is een koppeltje houtduiven al jaren vaste gast. Naar de protagoniste uit het boekje De domme houtduif van Tom Lindeijer zijn ze Cornelis en Cornelia gaan heten.
Een goedgevonden titel lijkt het, want op het eerste gezicht zijn het onhandige sukkels. Bekijk alleen al hun basis: het houtduivennest. Binnen handbereik van de keukendeur gebouwd, valt het op door de extreem gammele constructie. Na een verzakking heeft wat mensenbinddraad het ternauwernood kunnen redden en zelfs moest eens een door de bodem zakkend ei teruggeduwd worden. Pas nadat een reeks kuikens de takken met hun uitwerpseltjes aan elkaar gepoept had, ontstond enige stevigheid. Dom? Ik zeg inzicht, want deze nestlocatie voorkwam wel duivendramaatjes.
Cornelis en Cornelia eten graag mee van de rozijntjes die voor de merels gestrooid worden. Eens hadden we dikke pret met het verstoppen van deze hapjes tussen mijn tenen. Cornelis plukte ze er binnen de minuut al vakkundig tussenuit. Een dag later zit ik rozijn- en argeloos te genieten van het zonnetje tot een intensief pikken aan mijn rode teennagellak mij opschrikt. Zinloos? Nee, een goed geheugen.
Wanneer oude boterhammen hun eindbestemming op het gazonnetje hebben gevonden, begint ons paartje meteen het zachte brood in het midden weg te pikken. Voor de resterende korstring zijn ze echter onvoldoende toegerust. Geklemd in de snavel proberen ze er al slingerend stukjes van af te krijgen. De korst vliegt hierdoor weer eens ongeschonden als een broodkorstketting om de duivenhals. Onverstoorbaar wordt deze er afgegoocheld om uiteindelijk toch stukje voor stukje in het duivenmaagje te verdwijnen. Sukkelig? Integendeel, onverzettelijk.
Dit gehannes attendeert al snel kauwtjes en stadsduiven op de maaltijd die vervolgens zonder houtduiventegenstand wordt ingepikt. Naïef? Gewoon, geen onnodige inspanningen.
Meestentijds zijn ze vredelievend, behalve als een indringer Cornelia het hof probeert te maken. Eerst wat gedreig van Cornelis, dan wat onschadelijk vleugelgeklap bovenop de pergola als twee tieners die elkaar met een hoofdkussen van een groenezeepbalk proberen af te meppen. Haantjesgedrag? Slechts een onontkoombare positieverdediging.
In de stromende regen blijven ze halsstarrig op de schutting zitten, maar vouwen nog wel een vleugel als een paraplu over zich heen. Sloom? Nee, heerlijk douchen, ook ónder de vleugels.
Houtduiven. Niet dom, maar goedmoedige, de wereld waarderend toeknikkende lobbessen die vasthoudend hun doelen bereiken. Een air van domheid brengt ze verder dan menig geraffineerde macho. Terwijl die op hun neus kijken, lachen Cornelis en Cornelia in hun vleugeltje.