Het blijkt dat kraai en vos lang niet zo'n belangrijke rol spelen bij de achteruitgang van weidevogels in Nederland als vaak wordt aangenomen. Het aantal diersoorten dat eieren of kuikens eet is groot, en geen enkele soort springt er echt uit als hoofddader. Bestrijding van enkele soorten roofdieren zal dan ook lang niet overal leiden tot een toename van het aantal weidevogels. Zelfs als de bestrijding zou lukken, zouden andere factoren een herstel in de weg staan. Het openhouden van het landschap en een aangepaste agrarische bedrijfsvoering zijn daarom minstens zo belangrijk.
SOVON Vogelonderzoek Nederland, Alterra en Landschapsbeheer Nederland hebben een meerjarig onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke effecten van predatie op de weidevogelstand. Aanleiding hiervoor zijn de soms heftige discussies over de oorzaken van de achteruitgang bij weidevogels, waarbij predatie steeds vaker als de hoofdoorzaak wordt genoemd. Bij die discussies ontbrak tot dusver kennis over de betekenis van predatie voor weidevogels en vooral over de daders. Gebleken is dat verliezen van legsels door predatie in de loop der jaren inderdaad zijn toegenomen, maar dat tegelijkertijd ook verliezen door agrarische activiteit toenamen. Niet zeker is of dat ook voor kuikens geldt, maar dat lijkt wel waarschijnlijk.
Het blijkt dat in halfopen landschappen, die meestal op de zandgronden worden aangetroffen, predatie van weidevogelnesten vaker voorkomt. Maar op lokaal niveau kunnen die verliezen sterk variëren. Dit geldt voor de eieren en in mindere mate voor de kuikens. Kuikenverliezen door predatie zijn bijna overal aanzienlijk.
De identiteit van de predators is vastgesteld met videocamera’s bij nesten en door kuikens te voorzien van zenders. In totaal werden niet minder dan 20 diersoorten als predator vastgesteld. Eieren worden vooral gegeten door zoogdieren zoals vos, en hermelijn, kuikens meer door vogels zoals buizerd en blauwe reiger. Onder de zoogdieren aten alleen hermelijnen vrij veel kuikens. Geen van de predators kan landelijk echt als hoofdschuldige worden aangewezen, alleen bij de roof van eieren spelen vossen in sommige gebieden een overheersende rol. De belangrijkste verliesoorzaak voor weidevogels is echter predatie van de kuikens en hierin spelenvossen geen grote rol. Zwarte kraaien bleken zowel bij eieren als kuikens niet tot de belangrijkste predators te behoren.
De grote verscheidenheid aan betrokken predators, gecombineerd met het veelvuldig voorkomen van andere verliezen dan predatie, maakt het lastig om weidevogels met eenvoudige, landelijke maatregelen weer op het juiste spoor te brengen. Weidevogels prefereren een open landschap met veel sloten. Daar zijn de predatieverliezen ook lager. Het (weer) open maken van het landschap is dus een eerste goede stap. Vroege legsels lopen minder kans te worden opgegeten dan late legsels. Verliezen vroeg in het seizoen moeten daarom zoveel mogelijk worden vermeden. Effecten van vrijwillige weidevogelbescherming kunnen nog verder worden verbeterd door alleen legsels te beschermen die door agrarische activiteiten worden bedreigd. Kuikens zijn vooral gebaat bij voldoende opgroeigebied waarin ze niet alleen voldoende voedsel kunnen vinden, maar ook meer mogelijkheden hebben om zich te verschuilen voor predators. Zo bleken gruttokuikens in laat gemaaid grasland veel minder vaak door vogels gepakt te worden dan in vroeg gemaaide percelen.
Duidelijk is dat in een gebied verschillende maatregelen tegelijkertijd getroffen moeten worden. Het eindresultaat wordt dan groter dan de som der delen. Kortom, intensief maatwerk op gebiedsniveau, en op meerdere fronten tegelijk.
Bron: Vroege Vogels, SOVON Vogelonderzoek Nederland