Advocaat van de natuur en spreekbuis van het milieu.

Annemarie Oster - Dieren in liedjes

  •  
04-09-2011
  •  
leestijd 2 minuten
  •  
121 keer bekeken
  •  
De vijfde klas van mijn lagere school was een even ‘gelukkige klas’ als die van Theo Thijssen. Dat kwam door Meester Mulder, de liefste mens die ik ooit in een schoolgebouw ben tegengekomen. Hij was ongetrouwd.  ‘Een verstokte vrijgezel’. Maar vanwege zijn verzorgde kapsel, krullende wimpers en frisse roze lippen zag hij er eerder uit als een oude jongejuffrouw.. 
Achteraf heb ik bedacht dat Meester Mulder een nicht was als een paard. En nu ben ik meteen waar ik wezen moet: bij het dierenrijk. Daar wist deze geboren onderwijzer alles van. En van de natuur. Om de haverklap klonk vanachter de lessenaar deze verzuchting, op lijzige domineestoon, met een lichte slis, de reebruine ogen hemelwaarts: ‘wat heeft de natuur alles toch weer wondersssschoon geregeld’.
Nee, veel gevoel voor humor had hij niet. Maar wel voor poëzie. En muziek. Met heldere stem zong hij ons liedjes voor en uit volle borst en zonder enige gène zongen wij hem na: “Nu breekt uit alle twijgen het frisse jonge groen. De leeuweriken (‘met 1 K, jongens!) stijgen de hemel tegemoet’.  Ook de wielewaal dudeljode dat het een lieve lust was.
En tijdens het gedichtenuurtje kwamen nog miniemere beestjes aan de beurt. Bijvoorbeeld in - de titel zegt het al - ‘De krekels en de wandelaar’ van Adama van Scheltema. Vanwege mijn toneelachtergrond mocht ik meestal beginnen. (Nou, dat was niet tegen dovemansoren): ‘De dag ging heen, zonk eenzaam achter een oude wijze vlier…’ Even daarop kwam dan de opmaat naar het refrein ‘De kleine krekels riepen…’ en dan tjirpte  de hele klas als een volleerd  krekelkoor: ‘Kom hier, kom hier, kom hier.”
Ook zongen wij ‘Op de grote stille heide’ met die kudde die trouw bewaakt werd door die hond. Als vanzelf kom ik op het gedicht Kettinghond. Clinge Doorenbosch schreef het in de vorm van een aanklacht vanuit de protagonist zelf. En daardoor gaat het helemáál door merg en been: “Baas wat heb ik u misdreven, baas wat heb ik u misdaan? Moet ik zo mijn leven leven, moet ik zo door ‘t leven gaan? Dag en nacht een ijzren ketting om mijn kaalgeschaafde hals. Daardoor maakt u mij kwaadaardig, ‘k ben niet van nature vals.’
Tot slot iets vrolijkers, weer dankzij meester Mulder: die andere dieren, de fictie-dieren van Annie Schmidt: Flopje met zijn nieuwe hansopje, de Vogel bis bis bis waar iedereen zo bang voor is en De spin Sebastiaan: het  is niet goed met hem gegaan. Ik wil eindigen met mijn lievelingsgedichtje Stekelvarkentjes wiegenlied.“Suja suja prikkeltje”, maar nee, ik hou onmiddellijk weer op. Ik ben net grootmoeder geworden, het is nog vroeg en straks barst ik nog in tranen uit, om vroeger, om oude mensen als meester Mulder, die waarschijnlijk nog dood is ook, om de dingen en dieren die voorbijgaan.
Foto: Uit Humortv fragment
Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

0/1500 Tekens
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.

BNNVARA LogoWij zijn voor