Vervuilers van het Zuidpoolgebied kunnen voortaan aansprakelijk worden gesteld voor de rommel die zij achterlaten. Dat is de belangrijkste uitkomst van een internationale conferentie over het milieu in Antarctica, die vrijdag is afgesloten in de Zweedse hoofdstad Stockholm.
Zo'n driehonderd deskundigen, onder wie afgevaardigden van 45 landen, waren aanwezig bij de conferentie, de 28e vergadering van het Antarctisch Verdrag dat de bescherming van het Zuidpoolgebied regelt. Zij bereikten eerder deze week overeenstemming over een toevoeging aan het verdrag dat bedrijven en regeringen financieel aansprakelijk stelt voor schade die zij aanrichten in het gebied.
De vervuiler is voortaan verplicht onmiddellijk actie te ondernemen bij milieuschade. Als dat niet gebeurt, moet hij een bedrag ter grootte van de schoonmaakkosten in een speciaal fonds voor milieubescherming storten. Over de overeenkomst is ruim dertien jaar onderhandeld.
Oslo hoeft echter niet alsnog te betalen voor het tentje dat de beroemde Noorse avonturier Roald Amundsen in 1911 achterliet bij de eerste geslaagde expeditie naar de Zuidpool. Niet zozeer omdat niemand meer weet waar dat tentje precies staat, maar omdat het vrijdag tot cultureel erfgoed is verklaard.
Het Antarctisch Verdrag werd in 1959 getekend door twaalf landen. Zij onderstreepten daarin het belang van het witte continent voor het klimaat op aarde en voor wetenschappelijk onderzoek. Volgens het verdrag mag Antarctica alleen voor vreedzame doeleinden worden gebruikt en niet de inzet of het toneel worden van enig internationaal conflict.