Adriaan van Dis: Meeuwen meldpunt
• 23-03-2012
• leestijd 3 minuten
Het mooiste dorp ligt onder mijn schedeldak. Bolle klinkerweggetjes verstoven in het zand. En hier en daar tegen een duin wat lage huizen met een breed rood pannendak. Een dorp verandert nooit en toch is het beweeglijk.
Als ik mijn ogen dicht doe, voel ik het heldere licht van een weerkaatsende zon achter mijn netvlies branden. Ik ruik de zilte wind. De duinen wandelen bij ons binnen en dan hoor ik ze krijsen: de meeuwen boven ons dak. Een zilvermeeuw landt op het schuine glazen raam. Met een beetje geluk kan ik onder zijn oranje vliesvoetjes kijken, soms schijnt de zon er doorheen.
Ja, er vliegen meeuwen in mijn hoofd. Ik kom nog veel in mijn dorp en sluit mijn ogen voor de hedendaagse lelijkheid. Maar de meeuwen laat ik toe, die zweven onveranderd.
Ik liep al jong met ze op langs de vloedlijn, waar ik na schooltijd voor strandjutter speelde. We vonden elkaar in nieuwsgierigheid. Een beetje eng vond ik ze wel van zo dichtbij met die kille ogen, gekromde snavelpunt. En ze stapten zo stijf, als militairen in een oorlogsjournaal, zo Duits.
Bij een eetbare vondst joegen de meeuwen me weg. Gevaarlijk werden ze pas als je in broedtijd door de duinen liep, dan pikten ze naar je kop, scheerden krijsend over je heen en dreven je terug naar het dorp. De meeuwen waren de baas.
Niet te vangen door de Indische buurjongens die zonder pardon mussen met kruimels onder een met stok en touw schuin overeind gehouden doos lokten.
Een ruk en je hoorde gefladder onder karton. Meeuwen mochten dan nieuwsgierig zijn, ze liepen nooit in de val.
Meeuwen marcheren al mijn hele leven met me mee. Ze achtervolgen me. Willen ze me ergens aan herinneren? Nu landen ze op mijn dak in Parijs, de stad waar ik al acht jaar probeer te wonen. Duizenden meeuwen bevolken de wijken die aan de Seine grenzen: de meeuw als migrant. Ik kijk weer onder hun voetjes als ze trippen op het glazen raam van de overloop. Ze nestelen in de schoorstenen. De buren klagen en proberen ze te vangen en zij niet alleen. Onlangs vond ik een folder in de bus, waarin de buurt werd opgeroepen de meeuwenplaag en masse te bestrijden:
klop uw tafellaken niet uit, laat geen plastic zakken uit afvalbakken steken, sluit het deksel goed af.
Na de aanslagen in de Parijse metro van 1995 en de daarop volgende dreigingen zijn vrijwel alle gietijzeren vuilnisbakken in het centrum vervangen door plastic zakken, hangend in een beugel, uit angs voor bommenleggers.
'Les poubelles Bin Laden' zoals de afvalzakken in de volksmond heten, zijn echter niet op meeuwensnavels berekend: etensresten puilen nu uit flarden plastic.
Soms vind ik een doosje van MacDonalds in mijn dakgoot, souvenir van een picknickende meeuw. Hun uitwerpselen laten bijtende vlakken op het zink achter.
Meldpunt Meeuwen verzamelt de overlast.
Vanachter mijn schrijftafel kijk ik uit op een dakschap van zink met daarboven dus die lastige meeuwen.
Toen Victor Hugo 160 jaar geleden verbannen werd naar het Kanaaleiland Guernsey, had hij zo'n heimwee naar Parijs dat hij vaak uren over de mistige golven staarde. In het grijs zag hij de daken van Parijs.
Maar ik zie in die daken de zee en in de meeuwen hoor ik mijn dorp: het Bergen aan Zee waar ik altijd naar verlang. Meeuwen drijf me weer terug.
Foto:
mhckok32