In de straat waar mijn ouderlijk huis stond, woonde destijds een echtpaar dat ooit in sjieke buurt een zeer groot monumentenpand bewoonde en in de kelder daarvan een slijterij had. Je moest dat wel door plaatselijke bekendheid weten, want het was nergens aan te zien. Maar zoals dat wel vaker ging en nog steeds gaat: het echtpaar raakte aan lager wal en moest wat bewoning betreft een flinke stap terug doen en kwam bij ons in de straat wonen. Nu moet ik zeggen dat ze er al woonden vóórdat ik geboren was. Hun ‘aan lager wal raken’ heb ik dus slechts ‘van horen zeggen’. Hun sjiek hadden ze echter behouden en als zich een gelegenheid voordeed lieten ze dit ook blijken aan buurtgenoten.
Toen mijn oudere broer na drie jaar tropendienst uit ons voormalig Nederlands-Indië zou terugkeren, belde mevrouw bij ons aan om te zeggen dat ze graag zou vlaggen – dat was haar trouwens door andere buurtgenoten gevraagd - maar dat ze daar geen kans toe zag, omdat haar vlag (het enige overblijfsel uit hun rijk verleden), zó groot was dat die tot op de straat zou hangen.
Mevrouw was niet gemakkelijk in de omgang.
Meneer keek altijd wat treurig, ik denk dat hij maar niet aan zijn nieuwe status kon wennen. Nu wil het geval dat hun naaste buren een ren met wat kippen en een haan hadden. En een beetje haan krááit ’s morgens in alle vroegte. Dat deed ook deze haan. Persoonlijk vind ik dat het bij de morgen hoort; ik vind het jammer dat de VARA is afgestapt van de traditie om ’s morgens de uitzendingen te beginnen met het kraaien van een haan. Maar Mevrouw stoorde zich aan het beest, liet het er niet bij zitten en belde naar het politiebureau. Tegenwoordig is het ondenkbaar dat er voor zo’n akkevietje een agent op uitgestuurd zou worden, maar we spreken wel over een periode van meer dan een halve eeuw geleden.
En zo gebeurde het dat op zekere dag een agent aanbelde bij de eigenaar van de haan en vertelde dat er ernstige klachten waren binnengekomen over het dier en vroeg of hij de ren met de delinquent even kon zien.
En daar is toen het ongelofelijke gebeurd.
Want op die morgen heeft de agent, oog in oog staand met de haan, bestraffend tegen ‘m gezegd dat hij voortaan ’s ochtends zijn kop moest dichthouden.