10-jarig Afrikaans neushoornprogramma: Het bewijs dat natuurbescherming werkt
• 17-03-2008
• leestijd 2 minuten
Het Afrikaanse neushoornprogramma van het Wereld Natuur Fonds viert op vrijdag 14 maart zijn 10-jarige bestaan. Reden voor een feestje, ook omdat dit project hét bewijs vormt dat natuurbescherming wel degelijk zin heeft.
Voor de kolonisatie van Afrika in de 19e eeuw moeten er honderdduizenden neushoorns op het continent rond hebben gelopen. Wetenschappers onderscheidden twee belangrijke soorten: de zwarte en witte neushoorn. Twee eeuwen later, anno 1997, leven in zuidelijk Afrika nog 8.466 witte en 2.599 zwarte neushoorns. De dieren zijn bijna uitgeroeid door blanke jagers en stropers, die het vooral op de hoorn van het dier hebben voorzien. En dat terwijl het doden van de neushoorn hiervoor onnodig is. Het dier blijft zonder hoorn gewoon in leven en de afgezaagde hoorn groeit gewoon weer aan.
Klinkende resultaten
Door samen te werken met de lokale bevolking, hard op te treden tegen stropers en het leefgebied van de neushoorns beter te beschermen, heeft het WNF de afgelopen tien jaar klinkende resultaten geboekt. Het aantal zwarte neushoorns is bijna verdubbeld tot 4.000 dieren en het aantal witte neushoorns is gegroeid tot 14.500. Volgens de Species Survival Commissie van de wereldwijde natuurbeschermingsorganisatie IUCN groeien de populaties witte en zwarte neushoorns sinds 1995 jaarlijks met 6,8 procent en 4,5 procent.
Nederlands tintje
Leuk weetje is de naam ‘witte neushoorn’ is afgeleid van een verkeerde verbastering van het Nederlands. De witte neushoorn heeft namelijk een vierkante, platte bek. Dit in tegenstelling tot zijn zwarte familielid, die een veel puntiger snuit heeft om blaadjes mee te plukken. De Nederlandse kolonisten gebruikten om de kop van de witte neushoorn te beschrijven de term ‘weit’, oftwel een breed voorkomen. De Engelsen vertaalden dit ‘weit’ later onterecht als ‘white’.