Op 30 april 1995 beklommen en bezetten Greenpeace vrijwilligers de Brent Spar. Shell was van plan dit olieopslagplatform in zee te dumpen. Met deze actie onderstreepte Greenpeace de noodzaak dat de offshore olie- en gasindustrie op een milieuverantwoorde manier om zou gaan met overbodig geworden platforms en ander afval, in plaats van de oceanen te gebruiken als afvalvat. Ook andere bedrijven dan Shell waren van plan om een aantal installaties in zee te dumpen. Op 20 juni 1995 besloot Shell af te zien van het dumpen. Na de bezetting van de Brent Spar zijn nooit meer olie- of gasplatforms in de Noordzee gedumpt.
Als het Shell gelukt was om de Brent Spar in zee te dumpen hadden andere oliemaatschappijen en industrieën het signaal gekregen dat dit dé manier voor het dumpen van defecte of oude installaties was. Bovendien zouden bedrijven het idee krijgen dat het prima is om op deze manier van je afval af te komen.
Succes campagne
Om aandacht te vragen voor dit gevaar en om Shell te stoppen met het vervuilen van de oceaan, zijn actievoerders van Greenpeace op 30 april 1995 op het platform klommen en hebben het bezet. Dankzij deze campagne en de druk die er vanuit de maatschappij kwam, heeft Shell uiteindelijk besloten het platform schoon te maken en op land te recyclen in plaats van het in zee te dumpen. Waarschijnlijk het grootste succes van de campagne was dat de milieuministers van Europa besloten dat olie- en gasinstallaties niet in de Noordzee of de Noord Atlantische oceaan mogen worden gedumpt.
De fout
Bij gebrek aan officiële cijfers nam Greenpeace zelf metingen om een schatting te kunnen maken van de hoeveelheid olie die nog in de Brent Spar zat. Greenpeace realiseerde zich al snel dat de eigen geïmproviseerde metingen in het verkeerde deel van het olieplatform genomen waren. Dit had geleid tot een te hoge schatting van de exacte hoeveelheid olie in de opslagtanks. Zodra dit bekend werd heeft Greenpeace excuses aangeboden voor deze fout. De hoeveelheid olie aanwezig in de Brent Spar, was nooit het centrale punt van de campagne. Doel was dat offshore olie- en gasindustrie op een milieuverantwoorde manier verantwoordelijkheid zou nemen voor de overbodig geworden platforms en ander afval en te laten zien dat de oceanen geen dumpvat zijn.
Laatste 10 jaar
Voordat Greenpeace vrijwilligers de Brent Spar bezetten waren Shell en andere oliemaatschappijen van plan om een aantal olie-installaties in zee te dumpen. Na de Brent Spar campagne zijn er geen platforms meer in de Noordzee en de Noord Atlantische oceaan gedumpt. Bovendien werd er door Europese milieuministers een algeheel verbod op het dumpen van olie- en gasinstallaties in de Noordzee of de Noord Atlantische oceaan wettelijk vastgelegd. Naast Shell hebben ook veel andere bedrijven en industrieën veel geleerd van de Brent Spar. Veel bedrijven zeggen dat deze campagne de voorbode is geweest van het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, dat tegenwoordig als vanzelfsprekendheid wordt ervaren bij bedrijfsvoering. Ook Shell is veranderd als gevolg van de Brent Spar. Zowel Shell als BP geven tegenwoordig toe dat klimaatverandering veroorzaakt wordt door de uitstoot van CO2 door de mens. Beide steunen het Kyoto Protocol en hebben hun werk uitgebreid naar duurzame energie.
Greenpeace beschermer van de oceanen
De Brent Spar campagne was onderdeel van de strijd die Greenpeace al decennia lang voor de oceanen voert. Vanaf eind jaren 70 voerde Greenpeace campagne tegen het dumpen van nucleair en industrieel afval in de oceanen. In 1993 leidde dit tot een wereldwijd verbod op het dumpen van radioactief en industrieel afval in de zeeën. Nu, tien jaar nadat de eerste actievoerders op de Brent Spar klommen, voert Greenpeace nog altijd actie om de oceanen te beschermen. Dit doet Greenpeace met campagnes tegen overbevissing en door het eisen van zeereservaten in de oceanen waar alle industriële activiteiten verboden zijn.
Lees hier meer over de Greenpeace thema's Noordzee en overbevissing