'Wiegendood minder vaak onderzocht in 2010'
23-03-2011
• leestijd 1 minuten
Sterfgevallen waarbij het mogelijk ging om wiegendood zijn vorig jaar minder vaak onderzocht dan in de jaren ervoor. Dat komt door verwarring bij kinderartsen over een nieuwe procedure. Dat stelt Henk Wierenga, voorzitter van de Landelijke Werkgroep Wiegendood (LWW) woensdag in het vakblad Medisch Contact. De LWW is onderdeel van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde.
,,We kunnen wel spreken van een duidelijke trendbreuk. In 2010 zijn bij ons zeventien meldingen geweest van kinderen die plots en onverwacht overleden'', aldus Wierenga. Van twee gevallen zijn volgens hem geen nadere gegevens bekend. Bij de overige is er vijf keer geen onderzoek gedaan naar de doodsoorzaak. In eerdere jaren zijn volgens de kinderarts alle gemelde gevallen van wiegendood onderzocht. Ook nu blijft onderzoek naar mogelijke wiegendood achterwege, aldus Wierenga.
Volgens hem hebben kinderartsen wel gehoord van de nieuwe procedure, het Nader Onderzoek Doodsoorzaak (NODO), ,,en weten ze van de meldplicht, maar verzuimen ze dan om ook nog een mogelijke wiegendood bij ons aan te melden.''
Een deel van de NODO-procedure ligt nog op de plank. Zo zijn er nog geen speciale teams gevormd die bij onduidelijkheid over de doodsoorzaak verder onderzoek moeten doen. Artsen moeten sinds 1 januari vorig jaar al wel altijd een lijkschouwer raadplegen bij overlijden van een minderjarige. De betrokken bewindslieden moeten nog een besluit nemen over de invoering van de procedure.
ANP