Voorbereiding op calamiteiten niet voldoende
12-08-2011
• leestijd 2 minuten
Vrijdag 3 december - Wat doen we na een ramp? Met die vraag houdt Jeroen Warner, universitair docent Rampenstudies aan de Wageningen Universiteit, zich bezig.
En dan gaat het met name over de maatschappelijke gevolgen. We moeten voorkomen we dat kinderen niet meer naar school kunnen en ouders dus niet kunnen werken? Want dan komt veiligheid, vervoer, elektriciteit allemaal in gevaar.
De kans op een ramp is in Nederland maar klein, zegt Warner. “En we vinden het eng en vervelend om erover na te denken. Dus doen we dat maar niet.” Maar: ook al is de kans klein, hij is er wel degelijk. “Je ziet nu hoe het misgaat als het een paar dagen na elkaar sneeuwt of de treinen niet rijden. Er is meteen paniek.”
Warner heeft kritiek op de voorlichtingscampagnes van de overheid: “Sluit ramen en deuren, zet de radio aan. En wacht in de warme deken uit je noodpakket tot iemand je komt redden. De overheid moet juist veel meer inzetten op zelfredzaamheid! Burgers gaan elkaar helpen als er een ramp gebeurt, ze willen elkaar ondersteunen.”
Volgens Warner moeten we ons goed voorbereiden op een ramp. Want anders handelen mensen niet als er iets gebeurt, maar bevriezen ze. “Als we houvast hebben, dan handelen we. Anders gaan we elkaar in de weg lopen, de ramptoerist uithangen, plunderen. Ik zag het na de vuurwerkramp in Enschede: de voetbalvereniging en de buurtcommissie: iedereen draagt wat bij, iedereen wil van alles doen en helpen.”
Alle Nederlanders moeten dus weten waar het hoogste gebouw staat in hun gemeente. En dat er bijvoorbeeld rubberboten liggen opgeslagen in het buurtcentrum. In een flat moeten op elke verdieping noodvoorraden worden opgeslagen. En in een straat moeten mensen weten welke huizen een plat dak hebben.
“De sociaal-maatschappelijke verbanden zijn heel sterk in Nederland: bijna iedereen is wel betrokken bij een vereniging. Daar zou de overheid rekening mee moeten houden, dat zou de overheid in moeten zetten.”