Ouderen met angststoornissen zijn goed te behandelen met cognitieve therapieën. Antidepressiva helpen ook, maar die hebben als nadeel dat ze kunnen conflicteren met andere medicijnen die ouderen gebruiken. Dat stelt psychiater Gert-Jan Hendriks in zijn promotieonderzoek waarop hij op 1 december hoopt te promoveren aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Ongeveer 10 procent van de ouderen heeft last van angststoornissen, zoals straatvrees, sociale fobieën (gezelschap vermijden), smetvrees of dwangstoornissen. Negen van de tien ouderen laten de klachten op hun beloop. Ze denken volgens Hendriks dat er toch geen behandeling voor is. Bovendien kunnen ouderen vaak hun klachten niet goed onder woorden brengen.
Het slikken van antidepressiva helpt over het algemeen goed tegen angst- en paniekstoornissen, maar ouderen kunnen meer last krijgen van de bijwerkingen van deze middelen. Ook hebben ouderen vaak een antipathie tegen de medicijnen.
In de cognitieve therapie leren ouderen wennen aan de angst en leren ze omgaan met situaties die hen angstig maken. De behandeling duurt vijftien weken, elke sessie duurt drie kwartier. Psychiater Hendriks vroeg dertig ouderen naar hun ervaringen met de therapie. ,,Ze waren allemaal zonder uitzondering positief. Ze konden beter omgaan met hun angst en ze vonden dat ze hun onafhankelijkheid hadden teruggekregen'', aldus Hendriks. ANP