Logo Kassa
Het consumentenplatform van BNNVARA.

Kifid: ABN AMRO had verder moeten gaan in advies

24-06-2020
  •  
leestijd 3 minuten
  •  
250 keer bekeken
  •  
kifid logo 930
Het Kifid heeft een klant van ABN AMRO in het gelijk gesteld in een uitspraak over een beleggingsverzekering.
In deze klachtzaak had de consument het advies van ABN AMRO om in 2008 over te stappen naar een bankspaarproduct niet opgevolgd. Daar mag echter het advies van de bank, als verzekeringstussenpersoon, op dat moment niet ophouden. Vanwege de zorgplicht van de bank had de consument op dat moment advies moeten geven over de overlijdensrisicoverzekering, aldus het Kifid.
De consument in kwestie sloot in januari 1999 een beleggingsverzekering, een zogenoemde Meegroeiverzekering, af. In deze beleggingsverzekering vindt kapitaalopbouw plaats op basis van beleggen en het risico van overlijden voor de einddatum (1 januari 2019) van de verzekering is meeverzekerd. De beleggingspolis is door bemiddeling en advisering van een andere verzekeringstussenpersoon tot stand gekomen. Pas later trad ABN AMRO Bank op als verzekeringstussenpersoon voor de consument.
In 2005, 2008 en 2010 vinden adviesgesprekken plaats tussen klant en ABN AMRO. In 2008 gaat het adviesgesprek over de waardeontwikkeling van de verzekering, de aan de verzekering gekoppelde overlijdensrisicoverzekering en de mogelijkheid om over te stappen naar een (bank)spaarproduct. De consument besluit om de beleggingsverzekering niet aan te passen. In 2010 gaat het adviesgesprek in het bijzonder over wijziging van de overlijdensrisicodekking. Eind december 2010 wordt de overlijdensrisicodekking aangepast.

Klacht: onvoldoende en te laat geïnformeerd

In 2015 koopt de consument de beleggingsverzekering vervroegd af en beklaagt hij zich bij Kifid. ABN AMRO zou hem onvoldoende en te laat geïnformeerd hebben over de kosten en de overlijdensrisicopremie. En de bank zou gedurende de looptijd en bij het aanpassen van de beleggingsverzekering geen passend advies hebben gegeven.
Uit de waardeoverzichten van 2007 blijkt dat het onmogelijk was om het beoogde eindkapitaal nog te realiseren. Ook blijkt uit deze waardeoverzichten dat de premies overlijdensrisicodekking vanaf 2005 sterk toenamen en dat in 2007 deze premie gelijk was aan de inlegpremie. En dat het inteereffect zich voordeed. Het had op de weg van de bank gelegen om de consument te adviseren de overlijdensrisicodekking in de beleggingsverzekering te wijzigen zonder de mogelijkheid om te profiteren van eventueel koersherstel kwijt te raken. Een advies waarvoor de consument in 2010 blijkt open te staan. De Geschillencommissie gaat ervan uit dat dit in 2008 niet anders was geweest.

Uitspraak: onvoldoende voldaan aan zorgplicht

Het oordeel van het Kifid volgt in juni 2020. In deze kwestie ging het om een zogeheten 'universal lifeverzekering', oftewel een beleggingsverzekering. Wanneer een ORV-premie, vanwege de universal life methodiek, zo hoog wordt dat het denkbaar is dat de waarde van de beleggingsverzekering zijn betekenis verliest, dan dient een verzekeringstussenpersoon de consument tijdens eens adviesgesprek daarover te adviseren, oordeelt het Kifid.
De geschillencommissie komt tot de conclusie dat de bank bij het adviseren in 2008 onvoldoende invulling heeft gegeven aan haar zorgplicht. De bank dient de schade, die hieruit voortkomt, aan de consument te vergoeden. Dit bedrag wordt verlaagd met de eerder ontvangen compensatie vanwege het hefboom- en inteereffect.
Het instituut oordeelt over individuele klachten die bij het Kifid zijn ingediend door consumenten over een financieel product of dienst van een bank, verzekeraar of andere financiële dienstverlener.
Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Meld je snel en gratis aan voor de Kassa nieuwsbrief!