Welke keuzes maken media in verkiezingstijd?
Hoofd- en eindredacteuren van de Volkskrant, de NOS, omroep WNL en Pauw over politieke stellingname en de kloof in de samenleving.
LINKS, RECHTS Bert Huisjes, hoofdredacteur omroep WNL: ‘Nee, het interview dat Rick Nieman had met Geert Wilders in WNL op zondag was niet een manier om ons als rechtse omroep te profileren. Ik vind Wilders op veel sociaal-economische punten zelfs links. Het is wel typisch WNL dat hij niet compleet werd doorgezaagd. Ik denk aan onze achterban, en die wil een normaal gesprek met Wilders zien. Dit kwam het dichtst bij een goed gesprek.’
Philippe Remarque, hoofdredacteur de Volkskrant: ‘We willen vooral een krant maken met een open geest, niet zozeer links of rechts. Dat is bewust beleid: kiezers zweven massaal. Onze lezers weten ook niet zeker wat ze gaan stemmen. Ik vind De Correspondent heel goed, maar daar schrijven ze toch vooral voor linkse hogeropgeleiden. In de Volkskrant wekken de columns van Peter Middendorp of Arnon Grunberg soms de woede van rechtse twitteraars, anderen storen zich aan de stukken van Martin Sommer of Derk Jan Eppink. Ik ben het niet altijd met Eppink eens, maar het is goed om ook zijn mening te lezen. De discussies die in de samenleving spelen, willen we in de krant laten zien.’
Marcel Gelauff, hoofdredacteur NOS Nieuws: ‘Als je mij vraagt waarom aan het NOS-Journaal een links imago kleeft, ga je ervan uit dat dat zo is. Volgens mij hebben wij eerder het imago van een brede nieuwsorganisatie. Wel krijgt de journalistiek in het algemeen vaak een plaats toebedeeld aan de linkerkant van het politieke spectrum. Dat komt, denk ik, omdat journalisten kritische vragen stellen. Als iemand A doet, vragen wij: waarom doet u niet B? Maar de vraag of wij links zijn of niet, vind ik achterhaald.’
Herman Meijer, eindredacteur Pauw: ‘Wij willen het spannendste politieke programma zijn: op de actualiteit, scherpe vragen stellen, samen alles doornemen wat rond een persoon speelt. Wat ik absoluut niet wil, is Jesse Klaver van GroenLinks of Lodewijk Asscher van de PvdA in de uitzending hebben en achteraf horen: zie je wel, de linkse VARA laat linkse politici makkelijk wegkomen. Ik geloof zeker dat de VARA een vanuit linkse optiek opererende omroep is, maar dat betekent niet dat wij vanuit diezelfde optiek Pauw maken. Wij zijn geen links programma.’
Huisjes: ‘Ik vind dat Pauw, maar ook De Wereld Draait Door, uitgesproken linkser mogen zijn. Spreek uit waar je voor staat. Wij zitten met WNL op de liberaal-conservatieve lijn. Weliswaar zijn wij als publieke omroep een journalistieke organisatie, maar we proberen de thema’s die bij liberaal-conservatieve burgers leven aan de orde te stellen. Dat volledige legalisering van wiethandel een slecht idee is, bijvoorbeeld. Elke hoofd- of eindredacteur die een keuze maakt voor een onderwerp, maakt die keuze vanuit een bepaald denkraam. Om ervoor te zorgen dat iedereen zich herkent in de publieke omroep als geheel, zou die echt pluriform moeten worden. Links zou zich dan ook als links moeten profileren.’
Meijer: ‘Je kunt geen gezonde journalistiek bedrijven vanuit een politieke stellingname. Dat programma WNL op zondag, dat zich afficheert als een rechts georiënteerd opinieprogramma… Dat maakt een deel van de vragen die erin aan bod komen waardeloos voor mij. Ik wil helemaal niet naar een rechts interview met Wilders kijken, want wat kan ik daarmee? Moeten wij dan Asscher bevragen op een linkse manier? Hoe dan? Dat kan je toch niet kritisch zijn? Elke journalist zou moeten streven naar objectieve journalistiek, waarbij je naar alle kanten scherp durft te zijn, zonder blinde vlekken.’
BOZE WITTE MENSEN Meijer: ‘Wel zijn we ervan doordrongen dat ook wij op de redactie onze eigen preoccupaties hebben. We denken veel na over de kloof in de samenleving, over mensen die zich niet gehoord voelen, onder wie velen die op de PVV van Wilders stemmen. We proberen vanuit hen naar bepaalde onderwerpen te kijken. Ons wordt vaak verweten dat wij bepaalde mensen niet uitnodigen. Daar ben ik gevoelig voor. Naar aanleiding van de verkiezing van Donald Trump hebben wij dan ook zogenoemde boze witte mensen aan het woord gelaten. Het is tenslotte een VARA-traditie om met de gewone man in gesprek te gaan. Toen werd ons verweten dat we weliswaar naar hen luisterden, maar vanuit de hoogte. Elitair. Zo wordt er dus gekeken naar ons. Het is heel moeilijk om daar iets tegen te doen.’
Gelauff: ‘De tijd waarin wij leven, vraagt andere dingen van de journalistiek dan in het verleden. Dat is begonnen bij Pim Fortuyn. De journalistiek – wij ook – constateerde dat ze in haar berichtgeving een deel van de samenleving onvoldoende gezien had. Met de komst van sociale media is sindsdien het tempo van het nieuws enorm omhooggegaan. En de connectie met ons publiek is vele malen directer geworden. Vroeger konden we ons makkelijker afschermen, bewust of onbewust.’
Remarque: ‘Door sociale media zijn journalisten ineens rechtstreeks in contact met de lezers gekomen. De mensen die het felst tegen ons tekeergaan op Twitter, zijn echter niet automatisch onze lezers. Daarom moet je het hoofd koel houden. Er treedt op dat punt trouwens ook gewenning op: we letten minder op wat GeenStijl doet dan tien jaar geleden. Het went, nu iedereen schreeuwt op internet. Ik heb in het verleden nog wel gedacht dat we het felle rumoer op internet ook moesten laten horen in de krant. Daar was ik als beginnend hoofdredacteur misschien wat naïef in. Zo hebben we een tijdje een open briefwisseling tussen oud-GeenStijl-redacteur Bert Brussen en historicus Thomas von der Dunk geplaatst. Dat was na een tijdje uitgewerkt. Zoiets doen we nu niet meer.’
DRAAGVLAK Gelauff: ‘Als het gaat om de positie van de journalistiek in de samenleving heb ik zorgen. Journalistiek is een van de fundamenten van de democratie. Sommige politici, vooral iemand als Donald Trump, praten over verslaggevers op een beschadigende manier. Ook aan de intenties van de NOS wordt door sommige Nederlanders getwijfeld. Je kan fouten maken, of de verkeerde bronnen aanboren, maar dat is iets anders dan weggezet worden als een organisatie die een vooropgezette, inhoudelijke doelstelling heeft. Wat ik mis, is dat anderen zichtbaar in de bres springen. Politici, mensen op belangwekkende posten. Toen het NOS-Journaal vorig jaar 60 jaar bestond, zat koning Willem-Alexander op eerste rij. Daarmee gaf hij een belangrijk signaal af. Het belang van de journalistiek voor maatschappelijke cohesie is echt heel groot. Ik denk dat het belangrijk is om haar met zijn allen te verdedigen.’
Meijer: ‘Wat in onze samenleving speelt, is dat vooraf al een indeling is gemaakt: de pers hoort bij de elite, en de elite luistert niet naar ons. Wij proberen al jaren om dat niet voor ons te laten opgaan, maar toch heerst er in het land de gedachte dat wij niet meer naar de gewone man luisteren. Of wij weleens denken: laat maar? Nee. We zullen altijd proberen om alle geluiden uit de samenleving te laten horen.’
Remarque: ‘In de zomer van 2015 startten we met de serie Fort Europa, een artikelenreeks waarin we ons afvroegen: kan dat niet anders met die vluchtelingenstroom? Ik had zelf de aftrap genomen met een vrij idealistisch stuk. Toen bleek dat onze lezers op dit punt wel iets minder begaan waren dan de redactie. Andersom hadden we laatst een grote foto van Vicky Maeijer op de voorpagina geplaatst met de kop ‘Hoog op Wilders’ lijst’. Maeijer staat op plaats drie op de kieslijst van de PVV, de foto was een ankeiler van een verhaal over de moeizame samenstelling van Wilders’ kandidatenlijst. Het was een béétje provocatie, maar we hadden totaal niet verwacht dat dat zo’n effect zou hebben op de lezer. Het lag ook aan de presentatievorm; de ironie die wij erin zagen, ging aan een aantal lezers voorbij. We hebben daar wel een les geleerd.’
WILDERS Remarque: ‘We blijven over de PVV schrijven, ook op de voorpagina. Je moet volledigheid bieden. Daar zit niet altijd een plan achter, het gaat chaotischer dan je denkt. Geert Wilders willen we graag hebben in de krant. We maken een interviewreeks met lijsttrekkers en ik verwacht hem er wel bij. Geschreven tekst kan zaken in context plaatsen, dat kan voor ons een voordeel zijn. Maar als je slappe vragen stelt, kan ook een kranteninterview teleurstellen.’
Gelauff: ‘Of wij het blijven proberen om Wilders te spreken te krijgen? Uiteraard. Dat is lastig te regelen, maar het is onze journalistieke plicht. Alleen zo kunnen we hem confronteren met zijn eigen uitspraken en kritische vragen stellen. Dat geldt voor iedereen die een rol speelt in het maatschappelijke debat. Waarom vraag je dit eigenlijk niet over Rutte? Wilders gaat ver in het beperken van zijn communicatie, maar hij is niet de enige. In Den Haag lopen meer voorlichters rond dan journalisten, en die zijn alleen maar bezig met het draaien van verhalen. Het niet aanspreekbaar zijn van belangwekkende personen is een kwestie van alle tijden.’
Meijer: ‘Heel af en toe komt er nog weleens een PVV-Kamerlid langs in Pauw, maar de afwijzingen van Geert Wilders zijn zo helder, dat het op een gegeven moment geen zin meer heeft om hem uit te nodigen. Jammer, want ik vind het de democratische plicht van een volksvertegenwoordiger van zijn statuur om zichzelf uit te leggen in de media. Dat hoeft niet per se bij Pauw, maar één of twee interviewtjes in verkiezingstijd vind ik niet overeenkomstig de plek die hij inneemt in het politieke debat. Ik zou hem zeker willen hebben. Dan zouden we er een stevig, spannend gesprek van maken. Dat is nou televisie waarop ik mij zou verheugen.’