Minister Henk Kamp (Sociale Zaken) heeft vrijdag bij FNV-bonden voor personeel bij de overheid en in het onderwijs benadrukt dat een pensioenakkoord nodig is om de oudedagsvoorziening veilig te stellen. Dat deed hij nadat Abvakabo, AFMP, Marver, NPB en AOb hem ruim 30.000 handtekeningen van leden hadden overhandigd met de oproep iets te doen aan de rekenrente, waardoor veel pensioenfondsen problemen hebben met hun dekkingsgraden.
Volgens Kamp vormt de lage rekenrente maar een deel van het probleem. Hij wees op de stijgende levensverwachting en schommelingen op financiële markten, waardoor het pensioensparen duurder en onzekerder wordt. De minister hoopt in het (vroege) voorjaar met werkgevers en vakbonden een akkoord te bereiken om pensioenen hiertegen beter bestand te maken.
Voorzitter Edith Snoey van de Abvakabo FNV stelde dat er nu veel onrust is, omdat de waarde van pensioenen op basis van een dagrente wisselt. Kamp zei in het kader van het pensioenakkoord ook met sociale partners over de rekenrente te praten.
Volgens de minister is het idee om bij de rente net zo te werk te gaan als bij sterk wisselende resultaten van beleggingen om al te grote schokken tegen te gaan. Als de aandelenkoersen en de rente dalen of stijgen, zou dit geleidelijker kunnen worden doorberekend.
Zo wordt eraan gedacht om stijgingen of dalingen over een periode van vijf of zes jaar uit te smeren; gelijk aan perioden van economische golfbewegingen. Volgens Kamp zijn over een periode van tien jaar stijgingen en dalingen ook tegen elkaar weg te strepen. ,,Dan krijg je een corrigerende werking van de tijd'', stelde hij.
Voor een pensioenakkoord is vooral de hoogte van de AOW van belang. Werkgevers en vakbonden denken met een welvaartsvaste uitkering flexibeler afspraken te kunnen maken over aanvullende pensioenen. Deze worden dan minder zeker, meer afhankelijk van beleggingen en de stijgende levensverwachting.
De minister heeft al eens gezegd te kijken naar een koppeling van de AOW aan de verdiende lonen. Er is nog discussie of dit met een vast percentage van bijvoorbeeld 0,5 procent moet of dat naast de stijging van cao-lonen jaarlijks wordt gekeken naar het gemiddeld verdiende loon dat werknemers daadwerkelijk uitbetaald krijgen. Bij dat laatste telt bijvoorbeeld ook overwerk mee.