Zwembad
• 24-08-2013
• leestijd 2 minuten
Die vrouw die vorig weekend huilend in het lege zwembad zat, was ik
Job – negen – is door een chromosoomafwijking verstandelijk en lichamelijk gehandicapt.
Die vrouw die vorig weekend huilend in het lege zwembad zat, was ik. Ik kon er niets aan doen. Opeens zag ik mezelf weer met een kleine Job spelen in het water. We doken terug in de tijd. Job was twee jaar oud en zo licht als een opblaasband. Soms was ik bang dat de mensen er iets van zouden denken. Dat ze vermoedden dat ik mijn kind niet goed te eten gaf. Zijn beentjes die uit de blauwe zwembroek staken, waren zo dun.
Ik was in het lege zwembad om afscheid te nemen. Het bad, waar we jaren op zondagochtend zwommen – en waar we ook al jaren niet meer geweest waren – , werd gesloopt wegens nieuwbouw en daarom was er een feestje.
Jobs vader en ik slingerden door de versierde kleedhokjes. Kwamen uit in een verlaten mannenkleedkamer, waar we Job altijd afdroogden op een tafel. ‘Weet je nog’, zei mijn man en hij friemelde aan het ijzeren haakje boven de tafel zoals Job dat altijd deed.
Even lachte ik maar opeens werden mijn ogen nat. Ik zag Job zitten. Een klein ventje te midden van stoere vaders die de schoenveters van hun stevige zonen strikten.
‘Wat heeft hij’, vroeg zo’n kind soms. Dan legde ik uit dat Job gehandicapt was en aaide ik intussen met mijn hand over zijn wang. Zodat ze zagen dat gehandicapt niet zo erg was als het klonk. Als we een zondag hadden overgeslagen, was er altijd wel een vader die informeerde of alles goed was met Job. Meestal moesten we ‘nee’ antwoorden. Job was veel ziek.
Terwijl ik huilde en wanhopig deed alsof ik in feeststemming was (er waren ook andere mensen), probeerde ik mijn tranen te verklaren. Het was de plek, denk ik. Hier toonde ik Job in al zijn kromme naaktheid aan de buitenwereld. In dit kleine buurtzwembad voelde dat veilig. De vaders zeiden lieve dingen en Job durfde al met zijn hoofd onder water. Nu Job negen is, zijn de blikken anders. Als ik met hem op mijn arm door een zwemparadijs loop, worden we nagestaard. Zijn magere, vergroeide rug trekt alle aandacht. We zijn een attractie geworden.
Ons zwembad vulde zich die avond met studenten. Met een biertje in de hand gingen ze zitten op de bodem van het ondiepe. Hun stemmen klonken schreeuwerig in de holle ruimte. Er werd een cultfilm vertoond. Ik had zin om mijn stoel bij een groepje studenten te schuiven. Te zeggen dat ze geen zak van het leven wisten. Ik wist ook hoe belachelijk dat zou zijn.
Die vrouw die vorig weekend huilend in het lege zwembad zat, was ik.
Deze column staat ook op de
website van Annemarie Haverkamp
Het laatste boek van Annemarie Haverkamp is Dolgelukkig zijn wij