Kinderen hebben nog geen stemrecht, dus ze moeten het van ons, volwassenen hebben
De zorg voor de meest kwetsbare kinderen en gezinnen lijkt tot dusver geen prioriteit te hebben in de verkiezingsdebatten. Dat is onterecht en eigenlijk onbegrijpelijk.
In ons land hebben naar schatting jaarlijks 119.000 kinderen in hun thuissituatie te maken met mishandeling, misbruik en/of verwaarlozing. Dat is gemiddeld één kind per schoolklas. De gevolgen van kindermishandeling zijn groot, voor zowel individu als maatschappij. Zonder tijdige hulp worden die gevolgen alleen maar groter en nemen de maatschappelijke kosten toe. Een studie van het Trimbos Instituut uit 2016 toont aan dat kindermishandeling Nederland jaarlijks vele miljarden euro’s kost door extra zorggebruik en ziekteverzuim. En dan hebben we het nog niet eens over de kosten voor het bestrijden van criminaliteit en ander overlast, die kindermishandeling ook tot gevolg kan hebben.
De directe verantwoordelijkheid voor het bieden van de juiste hulp ligt in principe bij gemeenten. Misschien dat het daarom niet zo’n hot item is in de verkiezingen voor de Tweede Kamer. Maar ook gemeenten zijn afhankelijk van politieke keuzes in Den Haag.
Onderzoek door het Verwey-Jonker Instituut uit 2014 naar de effectiviteit van de aanpak van huiselijk geweld in de grote steden laat zien dat het ons, juist in de meest complexe gevallen van structurele ernstige onveiligheid in gezinnen, niet goed lukt om blijvend resultaat te boeken. Anderhalf jaar na de eerste meting was er in de helft (!) van de gezinnen die meewerkten aan het onderzoek (en bekend waren bij hulpverlening) nog steeds sprake van excessief geweld. Uit ditzelfde onderzoek werd geconcludeerd dat er voor deze gezinnen gecombineerde expertise nodig is vanuit de medische keten, jeugdzorg én justitie.
Vandaar dat experts inzetten op een landelijk uniforme werkwijze van Multidisciplinaire Aanpak met specialistische hulp op maat (MDA++). En daarvoor is in mijn optiek nu juist landelijke aansturing en zijn dus landelijke politieke keuzes nodig. Want zo’n aanpak heeft gevolgen voor de rol van Veilig Thuis (die nu per gemeente geregeld wordt en niet overal hetzelfde is) en stelt eisen aan de inhoudelijke expertise aan de poort, die essentieel is voor de slagingskans. MDA++ houdt o.a. in dat de GGZ vanaf het begin betrokken is, voor risicotaxatie, diagnostiek en behandeling van ouders en kinderen. Maar dat is ingewikkeld, want in het huidige systeem wordt GGZ-zorg pas vergoed na een verwijzing en diagnose (waarbij jeugd-GGZ door de gemeenten en de volwassen-GGZ door de zorgverzekeraars gefinancierd wordt, om het nog ingewikkelder te maken). Wie gaat dat betalen als elke gemeente daar afzonderlijk over moet beslissen? Ik pleit voor een landelijk aangestuurd Veilig Thuis en een eveneens landelijk georganiseerd netwerk van MDA++.
En zo zijn er nog veel meer aspecten in de aanpak van kindermishandeling waarin in mijn optiek de landelijke politiek verantwoordelijkheid mag nemen. Kinderen hebben nog geen stemrecht, dus ze moeten het van ons, volwassenen hebben. Hoe willen we de omvang van kindermishandeling in Nederland terugdringen en welke acties en investeringen zijn we bereid daaraan te verbinden? Daar zou ik politieke partijen graag over horen.