De verkiezingsuitslag van woensdag onderschrijft mijn stelling dat het Nederlandse politieke systeem volledig uit het lood is geslagen en ook niet meer in het lood te krijgen is.
De essentie van de problematiek is, dat er tussen een groot deel van de kiezers en de afzonderlijke partijen geen binding meer is. Daardoor kunnen kiezers snel tussen partijen wisselen.
In ons politieke systeem heeft dat o.a. geleid tot de opkomst van nieuwe partijen, waardoor, deze keer, de grootste partij maar 20% van de kiezers achter zich kreeg (nooit eerder was dit zo) en partij nummer 7 haalde nog steeds meer dan 6%.
Voor een politiek systeem, dat gebaseerd is op coalities, leidt zo een situatie niet alleen tot moeizame coalitievorming, maar ook tot een snel verlies van een niet gering deel van het eigen electoraat kort na de vorming van een kabinet. Met als gevolg slechte uitslagen bij regionale of lokale verkiezingen voor een of meer van de regeringspartijen, maar ook tot spanningen in de coalitie, door de slechte electorale positie van die regeringspartners die de behoefte voelen zich te manifesteren. En de ontwikkelingen verlopen van kwaad tot erger.
In de afgelopen jaren hebben de drie grootste partijen uit Nederland bij peilingen een score gehaald die kan worden beschouwd als een “all time low”. VVD en PvdA hebben bij verkiezingen wel eens eerder maar iets meer dan 10% gehaald (zoals bij de laatste Europese Parlementsverkiezingen). Afgelopen woensdag scoorde ook het CDA maar 14%, een “all time low”. (Dat was in 1998 nog 19%).
Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 9 juni 2010 stemde bijna de helft van de kiezers een andere partij dan in 2006! Dat zijn ongekend hoge cijfers. Nu zou men kunnen tegenwerpen dat dit toch in een periode van 4 jaar was. Maar het is wel zo dat, van de mensen die een jaar geleden bij de Europese Parlementsverkiezingen hebben gestemd, inmiddels al weer circa 35% wat anders stemt dan toen. En op 9 juni jl. stemde 35% van de kiezers wat anders dan ze minder de 5 maanden, kort voor de val van het kabinet, in de peiling hadden gezegd op dat moment te zullen stemmen.
De verkiezingsuitslag van de Tweede Kamerverkiezingen is in feite gereduceerd tot een toevallig score, die kort na de verkiezingen al weer fors veranderd kan zijn.
Het best is dit als volgt te illustreren. Aan de kiezers hebben we gevraagd, nu ze de uitslag van woensdag kennen, wat ze gestemd zouden hebben als ze het woensdag nog een keer over mochten doen. Hieronder treft u die uitslag aan.
Het verschil komt doordat ongeveer een derde deel van de niet opgekomen kiezers aangeeft dan wel opgekomen te zijn (en dan met name PVV of PvdA te stemmen). Daarnaast zien we aan de linkerkant van het politieke spectrum kiezers van SP, Groen Links en D66 in totaal 6 zetels verschuiven naar de PvdA. De oversteek van rechts naar links wordt gemaakt door een tweetal CDA zetels die met name bij de PvdA terecht komen.
De problematiek van een electoraat dat zeer volatiel is en tegelijkertijd een aantal uitgesproken negatieve meningen heeft over de PVV aan de ene kant en “de linkse kerk” aan de andere kant. Dat is goed te zien als we vragen naar de reactie van de kiezers, als voorgelegd wordt dat een bepaald kabinet er komt:
– 52% van de Nederlanders reageert negatief als er een kabinet VVD+PVV+CDA zou komen. Maar dat is ten dele ook het geval bij de kiezers van die drie partijen. 6% Van de PVV kiezers zou negatief reageren, 14% van de VVD-kiezers en 36% van de CDA-kiezers. – 43% van de Nederlanders reageert negatief als er een kabinet VVD+PvdA+D66+Groen Links zou komen. Slechts 1% van de kiezers van de laatste drie partijen reageren negatief, maar bij de VVD kiezers is dat 62%! Welke van de twee kabinetten er dus ook komt, een niet gering deel der kiezers reageert er negatief op. En wat nog veel belangrijker is, ook een niet gering deel van minstens één van de samenstellende partijen (CDA in het eerste geval en VVD in het tweede geval).
Nu zou men in Den Haag natuurlijk kunnen zeggen. “We hebben een uitslag en als we met elkaar een regering kunnen vormen die de steun heeft in de Kamer dan kunnen we van start gaan”. En feitelijk is dat ook zo. Maar de ervaring leert dat een snelle achteruitgang in electorale steun voor een regeringspartij de slagkracht en stabiliteit van die regering niet ten goede komt. Zeker niet in een periode waar een aantal ingrijpende (bezuinigings-)maatregelen getroffen moeten worden.
Daarnaast hebben we al in maart a.s. Provinciale Statenverkiezingen. Indirect wordt daarmede de Eerste Kamer gekozen en een meerderheid van de nieuwe regering in de Eerste Kamer lijkt toch wel een belangrijk punt te zijn. En ongeacht welke regering er komt, dan lijken de vooruitzichten niet goed. Van de kiezers die woensdag PvdA hebben gestemd geeft ruim 40% aan een strategische keuze gemaakt te hebben. Dat zijn grotendeels kiezers die onder andere omstandigheden Groen Links, D66 of SP zouden gestemd hebben. Hieronder is te zien wat de kiezers nu aangeven in maart 2011 te zullen stemmen als er een bepaald kabinet komt (en dus het andere niet).
Het is is zeker niet zo, dat de aangegeven uitslag ook echt de keuze wordt van het electoraat als een van de twee kabinetten aantreed. Maar het geeft wel een richting aan waarin het electoraat lijkt te kunnen gaan. Wel is duidelijk dat in beide gevallen een aantal van de regeringspartijen forse electorale problemen hebben en de kans niet gering is dat het dan nieuwe kabinet geen meerderheid krijgt in de Eerste Kamer.
Als er een VVD+PVV+CDA regering zou komen dan zien we dat CDA en VVD duidelijk zullen verliezen en PVV zal stijgen. De meerderheid zou gehaald kunnen worden, maar het zou wel eens zeer moeilijk kunnen worden. Het is ook maar de vraag of het CDA naar een situatie wil dat ze in de provincies nog gemiddeld maar iets meer dan 10% van de kiezers achter zich krijgt. Maar als Paars-Plus de uitkomst is dan zijn de verschuivingen nog heviger. De PVV stijgt naar boven de 30 zetels en wordt ruimschoots de eerste partij. VVD en PvdA zakken naar een niveau dat niet ver van 20 zetels af ligt. De SP profiteert hiervan en komt niet ver van de 20 zetels uit.
Natuurlijk is het zo dat, na elke verkiezing voor de Tweede Kamer, het mogelijk is om getalsmatig op een combinatie te komen die op meer dan 75 zetels berust in de Tweede Kamer. Maar het feit dat de kiezers zo beweeglijk zijn en een groot deel een uitgesproken hekel heeft aan hetzij de PVV of Links/PvdA maakt het onmogelijk een stabiele regering te vormen. Laat staan om een draagvlak te krijgen voor ingrijpende maatregelen om de tekorten in de begroting te doen verminderen of weg te werken.
Het systeem is volledig uit het lood geslagen en komt uit zichzelf niet meer in het lood. Dat heeft sterk nadelige gevolgen voor de slagkracht van een regering en kan voor sterke onrust in de samenleving zorgen.