De presidentsverkiezingen in Turkije zouden wel eens goed voor de Koerden kunnen gaan uitpakken
Turkse kiezers kiezen op 10 augustus voor het eerst hun president. Zittend premier Recep Tayyip Erdogan is de voornaamste kandidaat. Erdogan heeft al aangekondigd dat hij met een grondwet gaat komen. Hierbij is hij aangewezen op de steun van de Koerdische partij in het parlement. Dit biedt kansen voor het democratiseringsproces in Turkije.
De vraag is niet of Erdogan zal winnen maar of hij één of twee rondes nodig heeft. Erdogan heeft eerder aangekondigd na de presidentsverkiezingen te gaan werken aan een nieuwe grondwet. Daarvoor heeft hij de steun nodig van één van de oppositiepartijen.
De huidige grondwet dateert van 1982 toen deze vlak na de militaire coup werd gemaakt door de nationale veiligheidsraad onder leiding van legerleider Kenan Evren, een generaal, die de macht overnam nadat de gekozen leiders geen einde wisten te maken aan interne anarchie. Evren wordt tegenwoordig gezien als de Turkse Pinochet wiens regeerperiode vooral gekenmerkt werd door de onderdrukking van linksTurkije. Zijn grondwet onderstreept de morele waarden van de oprichter van de Turkse republiek Mustafa Kemal Ataturk waarbij de nationale eenheid de belangrijkste is.
De AKP van Erdogan wist in 2010 na een referendum (58 procent stemde voor) de grondwet enigszins aan te passen. De wijzigingen waren er voornamelijk op gericht om de macht van de militairen in te perken: burgers konden niet meer berecht worden door militaire rechtbanken, de beslissingen van de hoge militaire raad werden ondergeschikt gemaakt aan de rechterlijke macht en de coupplegers van 1980 verloren hun immuniteit. De wijzigingen maakten het mogelijk dat de couppleger van 1982 en inmiddels hoogbejaarde Kenan Evren in juni van dit jaar tot een levenslange gevangenis is veroordeeld en gedegradeerd tot soldaat.
Mocht Erdogan slagen in zijn ambitie om een compleet nieuwe grondwet op te stellen, dan zou dit de eerste civiele grondwet van de Turkse republiek worden. Hiervoor heeft Erdogan wel de steun nodig van minimaal één van de drie oppositiepartijen. Samenwerking met de tweede partij, CHP, lijkt onmogelijk gezien de immens grote ideologische verschillen: waar de AKP een Islamitische grondslag heeft, heeft de CHP een republikeinse grondslag met een strikte scheiding van religie en staatszaken. De CHP is niet per definitie tegen een grote macht van het leger en de rechterlijke macht. Integendeel. Ook samenwerking met de nationalistische MHP is onrealistisch vanwege diens kritische houding tegenover het ‘dialoogproces met de Koerden’, dat deze nationalistische partij als verraad aan de natie beschouwt.
Dus blijft over de aan de PKK (volgens de één een bevrijdingsleger, volgens de ander een terreurorganisatie) gelieerde Koerdische ‘partij van vrede en democratie’: de BDP. De Turkse pers speculeert al geruime tijd over deze mogelijke samenwerking. Beide partijen kunnen voordeel halen uit deze samenwerking. De BDP kan afdwingen dat de Koerdische minderheid erkend wordt in de grondwet, met de bijbehorende rechten en vrijheden. En de AKP kan op haar beurt geschiedenis schrijven door voor het eerst een civiele grondwet op te stellen. Eveneens kan de door de islam geïnspireerde partij de bevoegdheden van het presidentschap (lees: Erdogan) verder uitbreiden. Dan kan Erdogan nog strakker dan nu als premier aan de touwtjes blijven rekken. zoals sommige critici dat zeggen: Erdogan als president zal het begin van het nieuwe sultanaat zijn.
Tegen de achtergrond van de friendship with benefits van de Koerden en Erdogan wordt al geruime tijd onderhandeld over een grotere zaak: de gesprekken over een definitief vredesakkoord tussen de Koerdische PKK en de Turkse regering. De PKK eist niet alleen meer autonomie maar ook de vrijlating van haar gevangen leider Abdullah Öçalan. In ruil daarvoor zullen ze de gewapende strijd voorgoed staken. De meerderheid onder Koerden en Turken, die de al dertig jaar durende oorlog meer dan zat is, snakt naar vrede. Sinds 2013 geldt een wapenstilstand en sindsdien is het betrekkelijk rustig, dit tot tevredenheid van de ‘gewone man’.
De kritiek op Erdogan groeit, zeker in het westen. Dat Erdogan, na de presidentsverkiezingen, zijn positie als machtige leider nog meer zal verstevigen is zorgwekkend. Of zijn herverkiezing veel goeds belooft voor Turkijes relatie met het Westen en Israël, is een ander zorgpunt. Maar Turkije is de laatste decennia wel democratischer geworden. Zo is het laatste rapport van de Europese commissie, voor het eerst sinds 2009, positief over de hervormingen die gedaan zijn. De commissie is lovend over het democratisch pakket aan maatregelen dat Erdogan in september 2013 aankondigde waarbij onder andere Koerdisch op particuliere scholen werd toegestaan, het ‘hoofddoekenverbod’ in publieke functies werd opgeheven en het vredesproces met de Koerden nog steeds gaande is.
Eén van Erdogans voornaamste politieke successen is het inperken van de macht van het Turkse leger. Nu ze zijn teruggekeerd in de kazernes en hun politieke macht hebben verloren ten gunste van gekozen politici, is de oplossing van de ‘Koerdische kwestie’ binnen handbereik gekomen. Dan zal Turkije niet alleen een voorbeeld zijn in de verdeelde regio, maar zal ze ook groeien naar een volwassen democratie.