Politiek speelt lichtzinnig met het leven van Afghanen
• 26-01-2011
• leestijd 4 minuten
De Nederlandse parlementaire cultuur heeft een nieuw dieptepunt bereikt
Het is onvoorstelbaar hoe lichtzinnig Rutte, Sap, Rouvoet, Pechtold en de meeste andere sprekers omgaan met de zware beslissing die zij moeten nemen: wel of niet een politiemissie sturen naar Kunduz. Deze middag kwam vooral ter sprake hoe lang de politie-training moet duren. Zes weken was te kort. De regering wil om de oppositie te sussen de lengte van de training dan wel uitbreiden tot zestien weken, beweert de NOS. Jolande Sap staat op achttien weken, het CDA – spuit elf in de nieuwe politieke situatie – vindt een week of twee extra al voldoende, terwjl André Routvoet ook op zestien weken uitkomt.
En dat over een activiteit die mensen in direct gevaar brengt. Je moet dan niet alleen denken aan de Nederlandse politiemensen en hun beschermers, maar vooral ook aan de Afghanen die straks blootgesteld worden aan hun “training”.
Het opleidingsplan moet wel bijzonder ondoordacht in elkaar gestoken zijn als je op een lastige middag in het Haagse parlement de cursusduur even kunt verdrievoudigen alleen om zo een meerderheid te krijgen. Blijven de leerdoelen dan hetzelfde? Komen er andere leerdoelen? Hoe ga je die extra weken invullen? In de kamer is nu een discussie ontstaan waarin verschillende politieke partijen zich proberen te profileren met het aantal weken dat de trainingen moeten duren. Hoe linkser en hoe kritischer je bent, des te meer weken eis je. Wat dat voor de recruten betekent, staat buiten de discussie. Het gaat niet om die mensen, het gaat niet om Kunduz of Afghanistan, het gaat om het oppoetsen van het eigen imago tegenover een kritische achterban. Men denkt: met een fors aantal weken extra kom ik er bij mijn partijraad wel mee weg.
Er bestaat in de wereld veel ervaring met vaktrainingen van grote groepen mensen in ontwikkelingslanden. Het door de hele wereld toegepaste model heet “training the trainers”. Als je automonteurs nodig hebt of politie-agenten, dan leid je een groot aantal mensen uit het betrefffende land op tot trainer van automonteurs of politie-agenten. Zij geven dan hun kennis in hun moedertaal door. Dit principe zou je in Afghanistan uitstekend kunnen toepassen. Eerst selecteer je een paar honderd intelligente mensen die een opleiding krijgen tot politietrainer. Dat zou in Nederland kunnen, maar waarschijnlijk is het handiger om de trainingen te geven in met het westen verbonden buurlanden zoals Kazakhstan of Tadzjikistan. Je richt daar dan trainingskampen in waar deze trainers hun opleiding krijgen. Die duurt dan bijvoorbeeld een jaar. Als zij hun diploma hebben gehaald gaan zij terug naar huis om stamgenoten of leden van hun eigen taalgroep op te leiden tot politieman. Praktijkstages in het veld tegenover echte Taliban lijken me niet zo’n goed idee. Bij het Nederlandse leger sturen ze de rekruten na de eerste oefening ook niet meteen het veld in om te oefenen tegen een echte vijand.
Om zo’n project – dat bijvoorbeeld een jaar of drie duurt en zich n i e t in Afghanistan zelf afspeelt – tot een succes te maken, is het essentieel dat aan nog één randvoorwaarde wordt voldaan. Dat die trainers een redelijk salaris ontvangen en dat ook uitbetaald krijgen, iets wat gezien het integriteitsniveau van de overheid in Kaboel geen vanzelfsprekendheid is. Voor niks gaat de zon op en zeker in dat doodarme Afghanistan. Misschien zou Nederland het geld dat anders aan de militaire bescherming en het inzetten van die F16’s moet worden besteed, kunnen inzetten om de door ons getrainde instructeurs en de door hen opgeleide agenten een paar jaar hun salaris te garanderen. Anders lopen zij over naar de best betalende krijgsheer of naar de taliban. En dan mag je ze geen ongelijk geven.
Dan nog blijft het zeer de vraag of Nederlandse politie-agenten de achtergrond en de kennis van zaken hebben om Afghaanse collega’s zaken bij te brengen waar zij in hun zo drastisch van onze opgepoetste natie verschillende werkelijkheid iets aan hebben. Misschien hebben andere landen wel veel vakbekwamere lieden voor een dergelijk training the trainers programma. Als “wij” dan “de Afghanen” niet “in de steek willen laten”, als dat mooie gevoel van solidariteit zo allesoverheersend is, dan kunnen “wij” gewoon de rekening voldoen. Het gaat tenslotte om de beste prijs/kwaliteitverhouding en de grootst mogelijke effectiviteit van de opleiding. Of niet soms? Of zit er wat anders achter?
Hoe dan ook, van enige kennis over hoe je internationale opleidingen daadwerkelijk vormgeeft of organiseert, geeft het parlement geen blijk. Wat erger is: het zal de parlementaire kemphanen een zorg zijn. Als zij er maar naar hun eigen idee onbeschadigd en met onbesmeurd blazoen uitkomen.
Het is een schrale troost dat het de krijgsheren, de politici en de intriganten die hopen een Nederlandse buit binnen te halen, vooral geïnteresseerd zijn in de hardware, in de wapens en de terreinwagens en de pantserauto’s die er misschien te scoren zijn. En dat zij die onvermijdelijke training op de koop toe nemen. Vechten hoef je de krijgshaftige volkeren van Afghanistan immers niet te leren. Waartoe zij in staat zijn, hebben zij buitenlandse invallers al vijfentwintighonderd jaar laten zien. Alexander de Grote huwde zelfs de schone Roxane, dochter van een clanhoofd ergens bij de Hindoe Koesj, maar hij had zijn hielen nog niet gelicht of achter hem brak de opstand uit. Lichtzinnig, onverantwoordelijk, schokkend.