Paralympisch
• 16-03-2014
• leestijd 2 minuten
Niet kunnen lopen
wordt een voordeel in een winkelcentrum - kind loopt niet weg -, maar
een beperkende factor als je wilt bergbeklimmen
Job – tien – is door een chromosoomafwijking verstandelijk en lichamelijk gehandicapt.
Langlaufen met één been is moeilijker dan met één arm. De eenarmige skiër komt dus goed weg. Maar ook weer niet, want die krijgt in de puntentelling voor het eindklassement een extra handicap. Al gebruiken ze dat woord niet bij de Paralympische Spelen. ‘De mate van haalbare activiteit als gevolg van de beperking’, heet daar de ‘sportklasse’.
Gretig lees ik het krantenbericht dat uitlegt hoe je bepaalt welke sporter heel erg of maar een beetje gehandicapt is. Wat de ultieme prestatie is tussen al die beperkingen. Ik snapte het nooit, dat systeem. Blijkt net zo te gaan als bij ons thuis.
Ik: ‘Da’s ook wat, zo’n agressief kind. Met aanvallen enzo’ (we hebben het over een autistisch jongetje). Jobs vader: ‘Hij kan wel lopen.’ Ik: ‘Maar het lijkt me heel erg.’ Jobs vader: ‘Een kind in een rolstoel is ook heel erg.’ Ik: ‘Die van ons kun je knuffelen.’ Jobs vader: ‘Die van hen kan zelf de trap op.’
Meestal gaat het bij dit soort gesprekken over de mate van handicap voor de ouders trouwens, niet zozeer over de kinderen. De competitie van de gekwetste volwassenen.
Job is niet bijster intelligent. Heeft ook een voordeel. Hoeven we ons niet druk te maken over de beste school, geen halsbrekende toeren uit te halen om hem te leren lezen. Een dag SpongeBob kijken is nooit een verloren dag.
We classificeren, net als bij de Paralympische Spelen. Niet kunnen lopen wordt een voordeel in een winkelcentrum – kind loopt niet weg -, maar een beperkende factor als je wilt bergbeklimmen. Dus dat wordt rekenen voor het vaststellen van de juiste ‘klasse’. Een verstandelijke beperking kan het schuldgevoel van de ouders beperken: we hoeven er niet uit te halen wat er niet in zit. Bonuspunten. Jammer wel als je behoefte hebt aan een conversatie op niveau: die voer je maar met je vrienden.
We gingen eens met Job naar een open (sport)dag voor gehandicapte kinderen. Hij kon niks. Geen bal vangen, niet rolstoeldansen, niet leuk meedoen. Het was dramatisch. Extra handicaps op alle onderdelen. Thuis maakte ik de balans op. Geen gesleep op zaterdagochtend naar, pakweg, rolstoelcurling. Geen geklappertand rond de ijsbaan. Onze weekenden blijven van ons. Goud voor Job.