Daar stond ik dan op mijn blote voeten, de zenuwen gierden door mijn lichaam. Ik stond er in mijn eentje. Helemaal alleen. De anderen waren nog in de kleedkamer. De portable cd-speler stond in de hoek. Ik liep er naartoe en deed de muziek aan.
De muziek voor het stuk had ik uitgezocht. Logisch, ik was de muziekkenner, altijd geweest. Een verfrissend popnummer dat eigenlijk niet paste bij dit klassieke stuk, maar wat kon het mij schelen. Toen ik ermee aan kwam, keek de regisseur mij een beetje verwonderd aan, maar sloot af met: “Een geniale keuze.”
Het dansje dat we samen hadden verzonnen liet ik links liggen en ging improviseren, ik deed meer met mijn heupen, gewaagd en sensueel, was dat de erfenis uit het land van herkomst? Ik ging helemaal op in mijn dans: Ik zag stoelen vol. Ik zag zalen vol, mensen die geboeid naar mij keken. Ik zag dat ik grapjes maakte en de mensen lachten. Ik vertelde een verhaal over muziek. Mensen waren stil, heel stil. Ik zag dat ik zinnen één voor één uitsprak, woorden goed tot mij nam en deelde met de zaal. De zaal raakte ontroerd. Ik zag dat de zalen veranderden… Zalen met balkon, zonder balkon, grote zalen, kleine zalen, ovale zalen, rechthoekige zalen, aula’s en ik danste, danste, danste, applaus, applaus, danste, danste…
Ik had niet door dat inmiddels de technici bovenin de zaal muziek hadden aangezet, (mijn cd was al gestopt) en mij aan het bewonderen waren. Die drie mannen van de techniek waren mijn eerste publiek bij mijn eenzame onemanshow.
De muziek viel weg en ik stond in een eenzame arena. Ik schrok. De techneuten liepen naar beneden het podium op. “Mooi hoor”, zei er een en de andere gaf mij een knipoog. De derde zag ik niet meer, ik was zo geschrokken. Ik glimlachte en rende naar de kleedkamer, waar de meisjes met hun haren bezig waren en jongens die aan het stoeien waren.
Die avond was het hard werken, goed opletten, niet je tekst te vergeten, maar als ik er nu aan terug denk dan herinner ik mij de zweetlucht en de lucht van voeten… Geuren zijn de beste herinnering.
Na afloop, ik zal het nooit vergeten, regende een miezerige regen, iedereen ging zijn eigen weg. Zo ik ook, mijn jas aan en mijn kraag omhoog. Ik hoorde mijn hakken in een echo mij voorbij tikken. Opeens, werd mijn arm vastgehouden:
”Ik heb u gezien, u heeft talent. Dit is een te groot stuk voor u. Ik zou u graag willen zien in een kleiner stuk, misschien wel in een monoloog?”
Het was een kleine kale man. Hij stelde zichzelf niet voor en weg was hij.
Het Theater waar dit allemaal gebeurde, waar ik te horen kreeg dat ik talent had, waar ik mijn eerste onemanshow had voor drie techneuten, wordt nu bedreigd met sluiting door korting op de subsidie. Juist podia waar net opkomend, nog niet ontdekt talent of niet doorgebroken talent de kans krijgt om podiumervaring op te doen, worden bedreigd met sluiting door de verscherpte maatregelen van het kabinet. Het zijn podia die ook kleine toneelgezelschappen, startend cabaret, dansers en muzikanten programmeren en niet alleen voor de succesnummers gaan.
Het zal dus steeds moeilijker worden voor nieuw talent, om te laten zien wat ze in huis hebben. Ze zullen afhankelijk worden gemaakt van anderen, ze zullen opzoek gaan naar kruiwagens. Je leert van je voorgangers, maar je zult minder de moeite nemen om je te laten verleiden tot nieuwe uitdagingen, want je moet volle zalen trekken, je moet scoren.
Wie kent mij? Het is voor mij van betekenis geweest om op zo een podium te staan. Het is niet mijn laatste podium gebleven, want er kwamen meer. Het is ook niet het podium geworden waar ik doorbrak. Ik moest nog groeien. Ik moest nog dichter worden, programma’s presenteren, zelf proeven aan toneelstukken en scenario’s schrijven, aan optreden in cafés en op festival. Wie weet komt die doorbraak nog wel: een eigen voorstelling.
Elke ervaring is een herinnering voor de toekomst.