De hulp in Haïti werd niet zozeer gehinderd door de gebrekkige infrastructuur maar door een verlammende angst voor geweld. Media bliezen elk gerucht op zonder enige controle. Hulpverleners durfden het rampgebied niet in.
Het doet onwillekeurig denken aan het syndroom dat Michael Moore schetst in zijn documentaire Bowling for Columbine: de angst voor de ‘boze zwarte man’ die Amerika in zijn greep houdt. Bij de Katrina-ramp in New Orleans kwam dat beeld ook naar boven, gevaarlijke zwarte bendes zouden het gebied onveilig maken. De verhalen bleken later schromelijk overdreven. En nu was diezelfde angst er in Haïti, een land dat al een gewelddadige reputatie heeft.
Angst is een slechte raadgever blijkt weer eens, nu uit een onthutsend achtergrondverhaal in Vrij Nederland van journaliste Linda Polman, bekend om haar kritische houding ten opzichte van ontwikkelingshulp.
De aardbeving was nog geen vierentwintig uur oud, of een CNN-verslaggever wees op een troepje Haïtianen die elkaar achterna zaten met lege kartonnen biscuitdozen. ‘Een explosie van geweld!’ zei de verslaggever opgewonden. Uren later moest hij het verhaal rectificeren. Het was juist een ‘explosie van vreugde’ geweest. Haïtianen vielen elkaar niet aan met de dozen, maar hielden met elkaar een ‘soort kussengevecht’. De correctie op het verhaal kwam te laat. Het perspectief van de internationale media was al bepaald. ‘De veiligheidssituatie’ zou twee weken lang de meest gebruikte invalshoek voor de verhalen over de aardbeving blijven.