Kennedy's advies aan PVV-stemmers
• 26-09-2013
• leestijd 4 minuten
Over Prinsenvlaggen en antisemieten
Deze herfst is het 50 jaar geleden dat President John F. Kennedy werd vermoord. Na zijn dood werd hij zowel verheerlijkt als verguisd, maar niemand kan betwisten dat er zelden een president zo tot de verbeelding heeft gesproken als hij.
Hoewel nog dagelijks wordt gedebatteerd over de vraag waar Kennedy nu precies stond in de belangrijke thema’s van zijn tijd – Burgerrechten, Vietnam – is zijn naam onlosmakelijk verbonden met Links.
Niet in de laatste plaats is dat te danken aan de politieke keuzes van zijn broers Robert en Ted, die langer de tijd hebben gehad om kleur te bekennen. Beiden kozen onomwonden voor een snel einde aan de Vietnamoorlog, vóór een verregaande nivelleringspolitiek met een centrale rol voor de overheid (iets wat tegenwoordig ‘socialistisch’ heet) en tegen Apartheid, zowel in de VS als in Zuid-Afrika.
Dat de Kennedy’s behoren tot de iconen van de Linkse Kerk is één van de redenen dat er steeds weer nieuwe ‘onthullingen’ worden gedaan. Een betere manier om hun standpunten te weerleggen is blijkbaar niet voorradig. Daarmee is niet gezegd dat alle aantijgingen onzin zijn. John F. was wel degelijk een schuinsmarcheerder en mogelijk is dat wat hem uiteindelijk de kop heeft gekost, hetzij omdat hij te chantabel werd, dan wel omdat hij een liefje deelde met een maffiabaas die zich ook om andere redenen aan hem stoorde.
Maar dat is niet de ware JFK. En zijn broer RFK was al helemaal niet zo. Wie iets wil begrijpen van de soms idolate postume verering van deze mannen moet zich verdiepen in de beklemmende angsten van de vroege jaren zestig en wat de Kennedy’s daar tegenin brachten. Het ging nooit om good looks of wapengekletter alleen. Het was vooral ook brainpower en elan: Amerika zou de Koude Oorlog ideologisch winnen, namelijk door een betere wereld te brengen dan haar vijanden.
Het was een tijd dat woorden zwaar wogen, denk bijvoorbeeld aan de impact van sommige songteksten. De beroemdste passage uit Kennedy’s
inaugurele rede in 1961 “Ask not what your country can do for you, ask what you can do for your country” inspireerde een hele generatie tot dienstbaarheid. Bijvoorbeeld als ‘freedom rider’ bij het helpen van zwarten om zich langs de voorzaten van de Tea-Partiers naar het stemhokje te wurmen, als soldaat in Vietnam, of (later) juist als demonstrant tégen die oorlog.
De op één na bekendste passage uit die redevoering, en nog steeds pijnlijk relevant is: “Those who foolishly sought power by
riding the back of the tiger ended up inside.” Deze ogenschijnlijk wat raadselachtige woorden waren een waarschuwing aan diegenen die voor hun gewin flirtten met het kwaad. Kennedy zelf doelde op leiders die hun land trachtten te bevrijden van het westers kolonialisme door aan te pappen met China en de Sovjetunie, Ho Chi Minh bijvoorbeeld.
Daarnaast hintte hij met dit zinnetje op zijn vader Joe. In de jaren ’30 was deze man als ambassadeur in Groot-Brittannië tegen een oorlog met Hitler geweest. Toen zijn zoon kandidaat was werd getwijfeld of hij dezelfde inschattingsfout zou maken tegen de Russen. Met het voorbeeld van de tijger nam hij op speelse wijze de angst weg dat ook hij een ‘appeaser’ was: Met het kwaad moet je het niet op een akkoordje gooien, want uiteindelijk verslindt het ook jou.
In onze tijd zien we voortdurend voorbeelden van ‘appeasers’. Denk bijvoorbeeld aan mensen die flirten met de PVV, in de Kamer, om premier te worden, of in de media omdat het ze aandacht oplevert. Of natuurlijk Wilders zelf (dit jaar trouwens ook 50), die een beest voedt omdat het hem macht geeft: hij omringt zich met
Prinsenvlagdragers en holocaust-ontkenners (het Franse FN) en al doende verkracht hij ook nog de nobele zaak van het Euroscepticisme.
Maar evengoed kunnen we voorbeelden uit linkse hoek noemen: het bagatelliseren van integratieproblemen bijvoorbeeld, of de verloedering van ons onderwijs en de verwaarlozing van de krijgsmacht. Of het flirten met neoliberale hersenspinsels, vanuit een al dan niet oprecht geloof dat linkse idealen door privatisering kunnen worden verwezenlijkt. Vele miljarden later is daar uiteindelijk alleen de consultancy-wereld beter van geworden.
Om terug te komen bij Kennedy: Een populaire theorie is dat de eerdergenoemde maffiabaas, Sam Giancana hem had geholpen met een grootscheepse stembusfraude waarvoor hij uiteraard wél iets terug wilde. Maar dat kreeg hij niet. Dat Robert als minister van Justitie de maffia harder aanpakte dan al z’n voorgangers bij elkaar deed de verhoudingen evenmin goed. Uiteindelijk zou hij hebben besloten dat Kennedy moest verdwijnen. Maar ook Giancana overspeelde zijn hand. Hij werd zelf vermoord, daags voor hij zou getuigen over de rol van de CIA en de maffia bij de moord op Kennedy. Those who foolishly sought power…