Hongerdood bedreigt bruinvis Oosterschelde
• 12-07-2014
• leestijd 1 minuten
Vorig jaar nog maar 18 bruinvissen geteld
Bruinvissen in de Oosterschelde sterven steeds vaker aan ondervoeding. De oorzaak is een afname aan vissoorten die bruinvissen graag eten, als wijting, kabeljauw, haring en dikkoppen. Dat concludeert de faculteit diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht in een onderzoek in opdracht van Stichting Rugvin.
Ongeveer de helft van de bruinvissen die in de Zeeuwse wateren dood wordt gevonden, blijkt verhongerd en vermagerd. Met name jonge bruinvissen die zelfstandig moeten leren jagen, komen om door verhongering.
Werden er in 2011 nog 61 bruinvissen geteld, vorig jaar waren dat er slechts 18. Geschat wordt dat er nog enkele tientallen bruinvissen in de Oosterschelde leven, maar ondertussen spoelen vaker sterk vermagerde dieren aan. Het Wereld Natuur Fons – die het onderzoek mede mogelijk maakte – stelt:
Kennelijk overleven veel jonge vissen niet. Voor bruinvissen die na de zoogtijd in het najaar zelf voedsel moeten vangen, is vooral de afname van dikkoppen funest. De dikkop is hun belangrijkste voedselbron.
De lagere visstand in de Oosterschelde wordt vermoedelijk veroorzaakt door voedselarmer water.