Hogere kankersterfte in Nederland dan bij onze buurlanden
• 05-12-2013
• leestijd 2 minuten
Terughoudendheid van Nederlandse artsen bij de behandeling kan een rol spelen
De overlevingskans bij kanker is in Nederland opmerkelijk lager dan in de landen om ons heen. Dat schrijft de Volkskrant op basis van een publicatie in vakblad The Lancet. Vooral patiënten met maag-, nier-, prostaat en lymfeklierkanker zijn in Nederland slechter af. Hun overlevingskans is in Nederland 5 jaar, elders is dat tien tot 20 procent hoger.
Overlevingscijfers van ruim tien miljoen Europese kankerpatiënten, uit 29 laden, bij wie de diagnose tussen 2000 en 2007 is gesteld, werden met elkaar vergeleken. De overleving is de afgelopen vijf jaar overal flink gestegen. Met de meeste kankervormen scoort Nederland ook beter dan het Europese gemiddelde. De Rotterdamse hoogleraar Carin Uyl-de Groot waarschuwt echter dat het gemiddelde omlaag wordt gehaald door de slechte scores van veel Oost-Europese landen. Het is daarom eerlijker om de cijfers te vergelijken met buurlanden.
Bij onder meer longkanker en darmkanker lopen de overlevingscijfers niet al te veel uiteen. Maar bij nierkanker bijvoorbeeld zijn in Oostenrijk 5 jaar na de diagnose 20 procent méér patiënten in leven dan in Nederland.
Hoe dat kan is lastig vast te stellen. Het kan onder meer komen doordat wij later naar de dokter gaan, maar ook de terughoudendheid van Nederlandse artsen bij de behandeling kan een rol spelen. “‘Artsen gebruiken hier soms minder snel geneesmiddelen. Ook bij de manier van opereren en bij het doen van bestralingen valt winst te boeken. We hebben een achterstand in Europa en die moeten we met zijn allen beslist aanpakken”, aldus Uyl.
Volgens de Nijmeegse hoogleraar kankerepidemiologie Bart Kiemeney valt het allemaal wel mee. Zo zouden de cijfers al een paar jaar oud zijn en is in Nederland de afgelopen jaren veel verbeterd op het gebied van behandelingen. Ook kunnen de cijfers vertekenend zijn, doordat Nederland álle sterfgevallen achterhaalt en registreert. “Daardoor lijkt het alsof daar de overleving beter is”, aldus Kiemeney.
Groot-Brittannië en Denemarken hebben een opmerkelijk slechte positie in de cijferlijst. Oorzaak daarvoor zou kunnen liggen in het feit dat in die landen de diagnose relatief laat wordt gesteld en patiënten daardoor minder vaak potentieel succesvolle behandelingen krijgen.