Hoe je ontwikkelingshulp écht kunt veranderen
• 26-11-2010
• leestijd 3 minuten
Wees bescheiden je kunt voor een dubbeltje niet op de eerste rang zitten
De gemeente Amsterdam alleen al geeft in 2011 5,6 miljard uit. In 2009 besteedde Nederland 4,7 miljard aan ontwikkelingshulp. Dat wordt nu nog minder. Blaas dan niet hoog van de toren.
Nederland geeft een kleine zestig jaar ontwikkelingshulp. Dat gaat zo: hier in Nederland bedacht men een medicijn dat zou moeten helpen tegen alle kwalen voor alle patiënten. Ben Knapen past blijkens zijn beleidsvoornemens naadloos in die traditie. Hij heeft alleen een paar andere bladzijdes opgeslagen in het groot medicijnenboek voor arme landen. Net zoals zijn voorgangers dat altijd deden tijdens hun eerste maanden op het Haagse pluche. En dat terwijl we in Nederland zelf nooit alles op één kaart zetten, als we een groot maatschappelijk probleem willen aanpakken. Als je ontwikkelingshulp echt op een nieuwe leest wil schoeien, doe dan de volgende dingen: 1. Zet uit je hoofd dat er één middel is tegen alle kwalen. 2. Denk niet in termen van ‘Derde Wereld’ of van ‘ontwikkelingslanden’ maar beoordeel elk partnerland op zijn merites. 3. Kijk vervolgens waar je met je inbreng duidelijk verschil kunt maken. Dat zal altijd kleinschalig zijn: in een bepaalde buurt, in een bepaalde regio, voor een bepaalde economische sector in een enkel land, want vergeleken met de overige kapitaalsstromen in de wereld, is ontwikkelingshulp peanuts. Dat stelt niet zoveel voor. Echt waar. 4. Probeer niet met een enkele aanpak of een enkel project 183.786 goede doelen tegelijk te bereiken, bijvoorbeeld tegelijkertijd armoedebestrijding, vrouwenemancipatie, milieuverbetering, goed bestuur et cetera, maar beperk je tot een doel: bijvoorbeeld kleinschalige energievoorziening met behulp van biogas en dan in één provincie. 5. Kijk of je de kennis en het vakmanschap in huis hebt om dat verschil te maken. Denk niet: we gaan wat doen aan landbouw en water, want we zijn traditioneel goed in landbouw en water. Nederland heeft nog wel meer heel toepasbare kennis in huis, bijvoorbeeld in de interpretatie van satellietdata. 6. Maak zoveel mogelijk gebruik van plaatselijke producten en plaatselijk personeel. 7. Gooi geen geld weg aan Nederlandse machines en apparatuur als het Nederlandse bedrijf ter plekke geen uitstekend service-apparaat heeft. Anders gaan die spullen kapot en staan daar nog jaren het bewijs te leveren van de stelling: ‘Nederlandse waar valt meteen uit elkaar’. Daarom dient het Nederlandse bedrijfsleven bij de besteding van de ontwikkelingsgelden géén streepje voor te hebben. Gedwongen winkelnering is trouwens de beste taktiek om op de lange termijn een markt kwijt te raken. 8. Besef dat de Nederlandse manier om dingen voor elkaar te krijgen voor Nederland de beste is, maar in andere delen van de wereld waarschijnlijk niet. 9. Als je het aantal landen waarmee je gaat samenwerken, wilt verminderen omdat je dan op die landen een extra impact kunt hebben, houd dan altijd in je achterhoofd dat je mislukkingen er ook des te rampzaliger zijn. 10. Wees bescheiden je kunt voor een dubbeltje niet op de eerste rang zitten. Zie hiervoor ook punt drie. Om duidelijk te maken wat ik bedoel: Amsterdam alleen al geeft in 2011 5,6 miljard euro uit. In 2009 – dus voor de bezuinigingen – gaf Nederland 4,7 miljard euro aan ontwikkelingshulp uit. Blaas dan niet zo hoog van de toren.
Minister Uri Rosenthal en staatssecretaris Ben Knapen hebben een beleidsbrief geschreven waarin zij het nieuwe ontwikkelingsbeleid uiteenzetten. Lees dat verhaal
hier (pdf).