Het electoraal risico voor GroenLinks is beperkt, leren de resultaten van regeringsdeelname door groenen in andere landen
Sinds woensdag kan demissionair premier Mark Rutte (VVD) een nieuw kabinet proberen te formeren. Wellicht nodigt hij ook GroenLinks uit voor besprekingen. Hoe electoraal riskant is regeringsdeelname voor die partij? Een kijkje in andere Europese landen geeft een indruk.
“Ik heb Jesse Klaver, Sybrand Buma en Alexander Pechtold, van GroenLinks, van CDA en D66 aan de lijn gehad en gefeliciteerd met hun prachtige resultaat vanavond. Van harte!” In zijn overwinningstoespraak woensdagavond noemde Rutte drie partijen als medewinnaars van die dag. Daarbij vergat hij andere winnaars. Hij leek hiermee een voorschot te nemen op coalitiebesprekingen.
Een waarschijnlijke optie voor een kabinet Rutte-III lijkt immers de groenliberale, met twee partijen die de groene kleur voeren (CDA en GroenLinks), een partij die zichzelf liberaal noemt (VVD), en een partij die dat allebei doet (D66). Maar aangezien er nog andere coalitie-opties zijn zal elke partij een kostenbatenanalyse maken. Voor GroenLinks is het simpel: of proberen mee te doen, of oppositie.
Echec Redenen om mee te doen zijn bijvoorbeeld het verwezenlijken van groen beleid en het zich onderscheiden van de SP en de Partij voor de Dieren, die in de oppositie blijven. Redenen om niet mee te doen zijn bijvoorbeeld het vermijden van pijnlijke compromissen en het maximaliseren van het aantal stemmen. Maar hoe waarschijnlijk is het dat meeregeren de partij electorale schade berokkent?
GroenLinks zal extra beducht zijn gezien de nederlaag van regeringspartij PvdA vorige week. Maar dat lijkt geen goed ijkpunt. Het was letterlijk een onwaarschijnlijk zware afstraffing: in absolute zin verloor nog nooit een Nederlandse partij zoveel zetels; in relatieve zin hield zelfs de Lijst Pim Fortuyn na haar rampzalige regeringsdeelname in 2002 meer van haar kiezers over (36%) dan de PvdA (23%).
Zulke afstraffingen zijn (nog) zeldzaam. Het echec van de PvdA is deels toe te schrijven aan maatschappelijke ontwikkelingen die voor sociaaldemocraten ongunstig uitwerken en waar GroenLinks geen last van heeft. Integendeel, groenen hebben juist het tij mee. Dit is onder andere te zien aan het feit dat GroenLinks veel jongeren trekt, terwijl de traditionele PvdA-kiezer uitsterft.
De uitzonderlijkheid van de implosie van de PvdA blijkt ook uit een vergelijking met andere landen. Ook al verliezen sociaaldemocraten overal kiezers, in geen enkel ander West-Europees land doen ze het electoraal slechter dan de PvdA. Haar afgang van woensdag lijkt een bijzondere combinatie van factoren, waarvan het onwaarschijnlijk is dat dit GroenLinks ook allemaal tegelijk ten deel zou vallen.
Voorloper GroenLinks bereikte haar historisch dieptepunt in 2012. In vrijwel heel West-Europa doen de groenen het beter dan GroenLinks bij die Tweede Kamerverkiezingen. De uitslag van woensdag daarentegen is bovengemiddeld: een hogere score dan groenen in de meeste landen, maar een lagere dan in Luxemburg, Oostenrijk, IJsland en Zwitserland. Dit laatste suggereert dat de partij nog kan groeien.
Hoe zou GroenLinks scoren na regeringsdeelname? Slap onderhandelen, zoals bij het Lenteakkoord in 2012, straft de achterban hard af. Verder leert haar verleden ons weinig – behalve dat een voorloper van de partij, de PPR, meedeed aan het kabinet-Den Uyl. De PPR ging van 4,8% in 1972 tot 1,7% in 1977. Moeilijk te zeggen in hoeverre dit verlies van 65% terug te voeren is op regeringsdeelname.
Dit is natuurlijk maar één observatie. Laten we eens kijken naar verkiezingsuitslagen in andere West-Europese landen. Een ijzeren wet in de politicologie stelt dat regeren in meerpartijenstelsels gemiddeld zetels kost. Terugkijkend vanaf 1950 valt dan ook op dat regeringspartijen gemiddeld licht verliezen, met uitschieters naar beide kanten. Dit geldt ook voor zowel groene als linkse partijen.
Groenen hebben nog niet vaak geregeerd. Al met al scoorden ze vrij gemiddeld. In Frankrijk (-34%) en Italië (-12%) verloren de groenen na eerste regeringsdeelname, maar niet zoveel als veel andere nieuwelingen. In Duitsland (+28%) en Finland (+12%) wonnen ze zelfs. Latere Duitse (-6%) en Finse (+10%) deelname verliep ook vrij goed. Alleen in België en Ierland (beide -62%) trad fors verlies op.
Linkse partijen komen vaker in de regering. Dat zijn vaak sociaaldemocraten, terwijl GroenLinks eerder links-libertair is. Mijn collega’s Jo Buelens en Airo Hino tellen 23 groene en links-libertaire regeringspartijen in 11 landen van 1950 tot 2004. Zestien ervan (70%) leden daarna verlies; ongeveer evenveel als gemeten over alle 413 –veelal zeer ervaren– regeringspartijen in die landen (65%).
Onderhandelingen Enerzijds lijkt GroenLinks dus geen groot risico te lopen. Groenen en links-libertairen scoren niet merkbaar slechter na regeringsdeelname dan andere partijen; voor nieuwkomers doen ze het juist goed. Een afstraffing is onwaarschijnlijk – en al zou GroenLinks zoveel verliezen als haar Belgische en Ierse collega’s indertijd, dan nog houdt ze meer zetels over dan ze de afgelopen vier jaar had.
Anderzijds is de onzekerheidsmarge groot, gezien het kleine aantal observaties. Bovendien is GroenLinks kwetsbaarder dan groenen in andere landen: ten eerste heeft ze meer electorale concurrenten, en ten tweede zou ze met drie grotere en rechtsere partijen regeren. Maar als regeren GroenLinks beduidend meer oplevert dan het Lenteakkoord lijken de electorale risico’s beperkt.
Dan kan Klaver zijn “prachtige resultaat” verzilveren.