‘Ik weet niet wat ik moet doen’, het is zondag en het enige wat hij tot nu toe hoorde was, ik weet niet wat ik moet doen. De ouder banjert door de kamer, oppert speelgoed, oppert knutselen en films, en computerspelletjes en nu ja eigenlijk alles wat voorhanden is. Buiten is er regen. In sloten loopt het door de goot.
Hij wil niet naar buiten, dan wordt hij nat, zo zegt hij. Ook al het geopperde wordt door hem van de hand gewezen, want, zo stelt ie, ‘Ik weet niet wat ik moet doen.’
Een enig kind is eenzaam, je zult hem altijd moeten vermaken. Je zult een tweede moeten maken.
Hetgeen de vader vertikt, hij wil geen tweede kind. Zij wil dat ook niet. Beiden vinden dat mooi. Een gezin met één kind. Laatst werd er weer een opmerking aan haar adres gemaakt, ‘waar blijft de tweede?’ Aan zijn adres kwamen de verwijten zelfs. ‘Stel dat jullie beiden sterven, dan moet jullie zoon alles alleen regelen.’
De vader proeft die woorden, die hem kwetsen, hij twijfelt aan de keuze voor een enkel kind. Een kind dat onvoorwaardelijke liefde krijgt, de aandacht die hij nodig heeft om te gedijen in deze harde wereld. Ze zullen hem opvoeden als een individu, die zich nergens achter hoeft te schuilen. Zelfstandig, eerlijk en oprecht. Het neemt zijn twijfel weg.
Nu al twijfelen aan de capaciteiten van zijn zoon, het zou hem tekort doen, hij zal familie hebben, een man of vrouw en zal niets alleen hoeven te doen, behalve het verwerken van zijn verdriet. Verdriet dat niet groter of kleiner zal zijn dan wanneer hij het moet delen met een broer of zus.
Maar, een tweede dat past toch veel beter?
Nee, zeggen ze. Wij willen er één. De wederzijdse klachten van de druk van buitenaf worden tijdens het eten besproken. Waarom vinden mensen het zo belangrijk dat andere stellen een tweede kind nemen? Waarom kan men de keuze niet respecteren dat wij – zo zeggen ze elkaar – maar één kind willen.
Het wordt veel makkelijker als je een tweede kind neemt!
De argumenten vliegen het stel wekelijks om de oren, ze houden zich stokdoof voor de druk. Ik vind dat ze gelijk hebben, de keuze voor een enkel kind is aan hen. Met lede ogen zie ik de kinderwens van anderen bij anderen aan. Een enkel kind is prima. Ik wil het stel zeggen niet te zwichten onder de druk van de wens van de ander, ontworstel je aan het sociale plaatje waaraan je moet voldoen, kies je eigen weg.
De zoon verveelt zich nog steeds: ‘Ik weet niet wat ik moet doen’. Uiteindelijk verzint hij een spel, dat bedacht hij zomaar. Als hij zei, ‘Ik weet niet wat ik moet doen’ zette hij een autootje neer, die zei hem een ander autootje te pakken, daar ging het weer verder. Hij telde alle auto’s en zei zijn vader dat er een file in zijn hoofd was, dat hij daarom niet wist wat hij moest doen.
In de verveling van de jongen zit zijn creativiteit, dat willen de ouders vooral niet verpesten, dientengevolge hebben zij, als stel met slechts een enkel kind, lak aan de wereld en diens sociale druk. Zo pareren zij binnenshuis de kritiek op hun keuze. Volledig in overweging nemend, dat de keuze die zij maakten niet per se de juiste is, maar dat zij het fatsoen hebben persoonlijke overwegingen niet op te dringen aan anderen.