De Turkse premier bij CNN
• 16-09-2012
• leestijd 7 minuten
Spannend werd het nooit...
Gezien verleden week? De Turkse premier Erdogan bij Christiane Amanpour op CNN? Het interview vond plaats daags nadat de Turkse minister van Buitenlandse Zaken Ahmet Davutoglu met lege handen terug was gekomen van een bezoek aan de VN.
De Turkse regering had graag een no-fly zone en een bufferzone in Syrië gezien, maar Davutoglu kreeg er de handen niet voor op elkaar. Erdogan klaagde steen en been bij Amanpour, er was iets danig mis bij de Veiligheidsraad. Hij verweet de VS haar verantwoordelijkheden te ontlopen aangaande Syrië. Kwam allemaal door de Amerikaanse presidentsverkiezingen, vond hij.
Erdogan stookte de zaak op door de kans groot in te schatten dat het regime van al-Assad chemische en biologische wapens tegen de Syriërs in zal zetten. Terwijl die kans in werkelijkheid vrij klein is, omdat de grens dan bereikt zou zijn voor de VS.
Op de achtergrond van dergelijke uitspraken valt het Erdogans Gerechtigheids- en Ontwikkelingspartij (AKP) steeds zwaarder om uit te leggen waarom Turkije voorop loopt bij het steunen van de rebellen in Syrië. Het argument van medemenselijkheid met het noodlijdende Syrische volk overtuigt niet.
Tijdens een eveneens recent interview op de Turkse TV verklaarde buitenlandminister Davutoglu dat het regime van al-Assad ‘gebaseerd is op angst onder de bevolking’. Valt geen speld tussen te krijgen, maar was dat ook al niet zo voor de opstand in Syrië? Dat wil zeggen, toen al-Assad door Erdogan nog zijn ‘broeder’ werd genoemd en de families van beiden gezellig samen op vakantie gingen.
De Arabische straten Eerlijker werd het toen Davutoglu in hetzelfde interview zei:
“Hoe hadden we de Arabische straten over kunnen nemen als we niet aan de kant van het Syrische volk stonden.”
Kijk, dat is klare taal. Davutoglu is altijd al duidelijker geweest dan Erdogan over de neo-Ottomaanse plannen van de AKP. Daar maakte hij bij deze gelegenheid geen uitzondering op. Maar laat er geen misverstand over bestaan dat een postmoderne restauratie van het Ottomaanse Rijk ook voor Erdogan veel prioriteit kent.
Aanvankelijk trachtte hij de ‘Arabische straten’ voor zich te winnen via boute retoriek over Israël. Dat werkte aanvankelijk prima. In de Arabische wereld kreeg hij er bij velen de status van een pop-idool door. Maar die populariteit had een vluchtig karakter. De onderdrukking door het Ottomaanse Rijk is daarvoor te stevig verankerd in het collectieve geheugen van de Arabieren.
Toen de Arabische lente ook in Syrië toesloeg veranderde de AKP daarom van koers en steunde de rebellen in dat land, met een pro-Turks soennitisch regime als doelstelling. Dat het eerdere zero-conflictbeleid met de buurlanden daarmee tot het verleden behoorde deed er niet toe. Dat zich onder de rebellen criminelen en religieuze extremisten bevinden, tot en met al-Qaeda aan toe, al evenmin. Het doel heiligt de middelen voor de AKP.
De gevolgen gaan niet voorbij aan Turkije. Eerder beschreef ik voor deze website dat al-Assad de Koerdische PKK een basis in Noord-Syrië bood die zeer geschikt is voor aanvallen op Turkse doelen. Verder moet vooral de aan Syrië grenzende Turkse provincie Hatay het bezuren. Syrische vluchtelingen weigeren te betalen wanneer zij gegeten hebben in een restaurant.
“Stuur de rekening maar naar Erdogan”, zeggen ze. De plaatselijke bevolking wordt niet blij van dat soort zaken. Ook al omdat het toerisme en de economie vrijwel stil zijn komen te liggen door de nabijheid van het geweld in Syrië en de duizenden vluchtelingen. De alevieten in Hatay voelen zich bedreigd. Volgens soennitische vluchtelingen zullen ook zij aan de beurt komen wanneer eenmaal met (de eveneens alevitische) al-Assad is afgerekend.
Dergelijke toestanden hebben geen negatief effect op de populariteit van de AKP in Turkije. Als er nu verkiezingen zouden zijn gaat de partij van Erdogan volgens opiniepeilingen wederom met een monsteroverwinning aan de haal. De verdienste van de AKP dat ze een einde maakte aan de (economische) heerschappij van de seculiere elite weegt nu eenmaal zwaar voor de conservatieve Turken in de provincie, die zich decennialang achtergesteld voelden. Daardoor kan de AKP zich het een en ander permitteren richting het buitenland. Toch ziet maar 32% van de bevolking heil in de grootschalige militaire operatie in Syrië waar de AKP van droomt.
Een schot voor open doel Christiane Amanpour zei voorafgaand aan het interview met Erdogan dat ze pijnlijke onderwerpen niet uit de weg zou gaan. Oog in oog met de premier confronteerde ze hem met het inderdaad gevoelige feit dat Turkije meer journalisten gevangen houdt dan Iran en China.
Erdogan pareerde met het uitgekauwde argument dat slechts een paar gevangen journalisten een perskaart hebben. Daar maakte de gelouterde Turkse journalist Mehmet Ali Birand maanden geleden al gehakt van. In zijn column verklaarde hij ondanks al zijn jaren in de journalistiek niet over een perskaart te beschikken. Erdogan had zelf zo te zien ook niet veel vertrouwen in dit argument, want hij trachtte zijn woorden kracht bij te zetten door op te merken dat de journalisten gearresteerd waren omdat ze wapens bij zich droegen. Dat was een pertinente leugen, want de journalisten zitten achter tralies omdat ze onwelgevallige meningen kenbaar hebben gemaakt, al kan dat volgens de Turkse wet dan als ‘lidmaatschap van een terroristische organisatie’ worden uitgelegd.
Erdogan serveerde Amanpour een schot voor open doel. Hoe eenvoudig was het niet om hem tegen te werpen dat er naast de ruim honderd journalisten ook duizenden studenten, politici en activisten gevangen zitten. Om geen andere reden dat zij demonstreerden, een toespraak hielden of anderszins hun mening lieten blijken. Maar Amanpour deed er het zwijgen toe. Het leek alsof ze er niet eens van wist. Niet onmogelijk. Relatieve onwetendheid is nu eenmaal geen beletsel voor een plaatsje in de main stream media. Sommige Nederlandse correspondenten in Turkije kunnen daarover meepraten…
Iran/Israël Als Erdogan op een punt het gelijk aan zijn kant had tijdens het CNN-interview was het toen hij de verwachting uitsprak dat een Israëlische aanval op Iran het Midden-Oosten in volledige chaos zal dompelen. Kan een kind op zijn vingers natellen, maar aardig dat hij er op wees. Toch zag hij een Israëlische aanval op Iran niet snel plaatsvinden. Terwijl er toch nog altijd geluiden in die richting hoorbaar zijn in de zionistische staat. Niet in de laatste plaats uit de mond van premier Netanyahu. Goed, dit jaar zal het er niet meer van komen. Maar wie weet wat de wereld te wachten staat wanneer de Amerikaanse presidentsverkiezingen eenmaal achter de rug zijn.
Vast staat dat Turkije bij een militaire confrontatie tussen Israël en Iran in een lastig parket belandt. De AKP-regering ligt met beide landen in conflict. Met Teheran zal het gezien Syrië niet snel goed komen, maar richting Israël bestaan mogelijkheden. Het ligt voor de hand dat de Israëlische regering Turkije graag aan haar kant ziet ten opzichte van Iran.
Ook Washington zou verheugd zijn wanneer Turkije en Israël terugkeren naar de uitstekende betrekkingen van de jaren negentig. De voorwaarde bestaat uit Israëlische excuses voor het bloedbad op het Turkse passagiersschip Mavi Marmara in mei 2010. Al het andere is bijzaak geworden sinds de AKP de toegang tot de ‘Arabische straten’ niet meer zoekt via retoriek tegen Israël.
Petraeus In dit licht dient wellicht het recente bliksembezoek van David Petraeus aan Turkije te worden beschouwd. De CIA-directeur had een onderhoud met zijn collega Hakan Fidan van de Turkse nationale inlichtingentrots MIT, waarbij Syrië aanvankelijk het belangrijkste gespreksonderwerp leek. Verschillende Turkse columnisten meenden echter dat Petraeus vooral kwam als bemiddelaar met Israël. Dat hij in gezelschap arriveerde van de senatoren John McCain en Joseph Lieberman, die goede betrekkingen hebben met de Israëlische regering, zei inderdaad wel iets. Evenmin was het zonder betekenis dat Israël na Turkije de volgende bestemming was van Petraeus.
Aan Turkse noch Israëlische zijde werd opening van zaken gegeven over het bezoek van Petraeus. Maar de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken Avigdor Lieberman liet kort daarop weten dat hij overwoog om een ‘pagina uit de Amerikaanse diplomatie’ op te nemen in een verklaring die de impasse met Turkije moet beëindigen.
Avigdor Lieberman refereerde tussen de regels door aan het incident afgelopen november, toen 24 Pakistaanse soldaten om het leven kwamen bij een Amerikaanse luchtaanval in de buurt van de Afghaanse grens. De Amerikanen deden toen niet moeilijk over excuses en daar neemt Lieberman nu opeens een voorbeeld aan.
Verrassend, want eerder leek geen haar op een Israëlisch hoofd na te denken over excuses aan Turkije en al helemaal niet bij de havik Lieberman. Doorredenerend zou je daar de constatering aan kunnen verbinden dat een Israëlische aanval op Iran niet zo onwaarschijnlijk is als Erdogan voor deed komen tegenover Christiane Amanpour.
Kortom, er kwamen interessante zaken aan de orde tijdens het vraaggesprek van Amanpour met Erdogan. Maar zoals te verwachten viel kwam het fijne niet op tafel. Verrassend werd het daardoor nooit. Erdogans onvoorwaardelijke steunbetuiging aan het adres van de Egyptische president Mohammed Morsi was dat evenmin. Erdogan voelt zich uiteraard vereerd omdat Morsi een voorbeeld aan hem lijkt te nemen. Zoals bij het beteugelen van de Egyptische militairen. Bovendien zal Erdogan ingenomen zijn met Morsi’s kritiek op al-Assad. Verder is er natuurlijk de achtergrond van Erdogan in de Milli Görüs-beweging, die als de Turkse variant geldt van Morsi’s Moslim Broederschap.
Peter Edel is de schrijver van De diepte van de Bosporus , een politieke biografie van Turkije (2012, Uitgeverij EPO, Antwerpen)