Birma klem tussen repressie en apathie
• 29-10-2010
• leestijd 6 minuten
'Hier in Birma bestaat een wet die zegt dat je niet in een ander huis mag slapen zonder dat de autoriteiten dat weten. Anders kun je zeven dagen vast komen te zitten.'
Het land met de duizenden pagodes maakt zich op voor verkiezingen en de vrijlating van ’s werelds bekendste oppositieleider Aung San Suu Kyi. De vermoeid ogende man met dikke brillenglazen tegenover me is advocaat Nyan Win. Een gesprek is vragen om moeilijkheden, weten we beiden. Al vijftig jaar smoren de Birmese militaire autoriteiten iedere tegenspraak en pottenkijkers zijn in dit gesloten Aziatische land ongewenst. Zeker nu op 7 november verkiezingen worden gehouden, de eerste in twintig jaar. Een week later gevolgd door de mogelijke vrijlating van zijn cliënte, oppositieleider Aung San Suu Kyi. Hij zucht diep. Het zijn zware tijden. Het hete, vochtige Yangon, de voormalige hoofdstad, is de laatste weken een politieke hogedrukpan waar stoom aan alle kanten uitvliegt.
Voorzorgsmaatregelen voor een interview zijn standaard procedures. Mijn hulpje loopt dertig meter voor me uit en stopt, zoals afgesproken, voor een smal trapgat waar ik snel inspring. Advocaat Nyan Win zit klaar en het gesprek begint gemoedelijk. ‘Ik sprak haar vorige week dinsdag nog. Ze is in goede mentale en fysieke gezondheid.’ ’s Werelds bekendste oppositieleider heeft een contactverbod met de media maar haar advocaat weet wat ze denkt. ‘De Lady zegt dat de verkiezingen niet vrij en eerlijk zullen verlopen en daarom heeft ze besloten om onze partij niet in te schrijven.’ De meerderheid van de bevolking steunt Aung San Suu Kyi in deze beslissing, weet hij. Ze zal geen nieuwe stembusgang eisen. ‘We vragen dialoog, dat moet uitmonden in een nationale verzoening tussen de bevolking, de autoriteiten en de gewapende strijders van de etnische volkeren.’
Dan verstoort een sms’je het gesprek. Het hulpje op de uitkijk in de straat waarschuwt: ‘Your ‘friends’ are waiting outside. Don’t go back to your hotel directly’. Een kantoorklerk werpt vanaf het balkon een blik op straat. ‘Inderdaad, er staan spionnen’, zegt hij, ‘Die kan ik misschien ontlopen door snel in een taxi te springen’, suggereer ik. Het ongeordende Birmese verkeer maakt toch iedere achtervolging onmogelijk. Hij schudt zijn hoofd. ‘Eén is met een motor.’ Advocaat Nyan Win vertrekt als eerste en de mannen van de special branch zitten hem direct op de hielen. Ik wacht een half uur tot de hulp op straat seint. ‘It is clear. Get out.’ Maar op straat spurten direct twee mannen me na. Op de hoek hou ik een taxi aan. Net voor de achtervolgers mijn schouder willen vastpakken sla ik het portier dicht en geef een naam van een hotel op waar ik niet verblijf. Pas na driemaal taxi wisselen, een paar blokken tegen het verkeer inlopen en in een restaurant wachten tot het donker, lijkt de kust veilig om terug te gaan naar mijn eigen hotel.
Zoals voor westerlingen Aziaten er allemaal hetzelfde uitzien, geldt dat ook omgekeerd. Getooid met een andere pet, overhemd en broek staat de volgende dag Thein Tin Aung (43), secretaris-generaal van de Union Democratic Party, op het programma. Hij vertegenwoordigt een van de 37 partijen die wel meedoen met de verkiezingen, waar afgevaardigden worden gekozen voor het parlement, de senaat en regionale raden. De handelaar van beroep wacht me op in zijn partijgele T-shirt. Hij hinkt op twee gedachten, wordt me snel duidelijk als we van wal steken: ‘We willen dat de komende verkiezingen eerlijk en vrij verlopen maar door de huidige atmosfeer is daar weinig kans op.’
‘Maar waarom doen jullie dan mee?’, vraag ik. ‘Strategie’, luidt het antwoord. ‘Niks hielp tot nu toe. De verkiezingen van 1990 hielpen Aung San Suu Kyi niet aan de macht en de resoluties van de Verenigde Naties en de boycotmaatregelen van de Europese Unie ontberen succes. Deelname is niet zaligmakend maar iets moet gebeuren.’
Veel kans geeft hij zich niet. De tegenstand is financieel en qua machtspositie verpletterend. De Union Solidarity and Development Party (USDP) wordt geleid door voormalig eerste minister Thein Sein en telt ruim 1.100 kandidaten. De tweede kanshebber, de UNP, heeft oud-dictator Ne Win aan de top en heeft 900 kandidaten. Van alle zetels wordt 25 procent bezet door militairen die zijn aangewezen door de junta onder leiding van generaal Than Shwe. De partijleider tegenover me heeft drie kandidaten. ‘De deelnemerslijst moesten we binnen enkele dagen inleveren en per kandidaat dienden we 500 dollar te betalen.’ De hele verkiezingsstrijd is unfair. Vandaag gaat hij canvassen. ‘We moeten dat ver van tevoren aankondigen, ook wat we gaan zeggen. De partijen gesteund door de junta doen wat ze willen, de andere partijen moeten alle wetten volgen.’ Bij het afscheid kijken we uit voorzorg even over het balkon. De kust is veilig.
Mijn hulp, een 29-jarige man met wild haar en een voorliefde voor dure cocktails, wil graag vrienden voorstellen. In een coffeeshop ontmoet ik in een afgesloten ruimte leden van de studentenvereniging United Front of Burmese activists for Democracy. Drie jaar geleden bij het bloedig uiteenslaan van de Saffraan Revolutie – zo genoemd vanwege de deelname van veel monniken in oranjegele habijten – radicaliseerden ze tegen het regime. Ze drukken me een verklaring in handen over de ‘so called elections’. ‘In Dawbon township vragen USDP-leden gezinnen naar hun Household List Certificate en laten die ondertekenen. Ze vertelden dat ze niet meer hoefden te stemmen.’ Hoe voelt die onderdrukking in de praktijk? De oudste student (30): ‘In mijn omgeving werd drie weken geleden een man met een mes gestoken door een lid van USDP maar niemand ondernam iets.’ Een meisje dat Engels studeert, klaagt over het gebrek aan bewegingsvrijheid. ‘Hier in Birma bestaat een wet die zegt dat je niet in een ander huis mag slapen zonder dat de autoriteiten dat weten. Anders kun je zeven dagen vast komen te zitten.’
De jongeren zien Aung San Suu Kyi, die ze liefkozend ‘mum’ noemen, als hun leider en weten zeker dat ze als Boeddha inzicht en verlichting zal brengen aan dit onderdrukte volk. De vraag is hoe representatief deze enthousiastelingen zijn. Een 59-jarig lid van de NLD-partij in Mandaly klinkt bezorgd over de toekomst van de ongewapende oppositie. De repressie van de kliek militairen die Birma als hun economisch wingewest bestieren, heeft effect. Leider Aung San Suu Kyi is inmiddels 65 jaar en de eerste vijf jaar politiek vleugellam. Veel partijbonzen zijn ooit gearresteerd en inmiddels bejaard. Er zitten nog 600 leden vast. Opstanden als in 1988 en 2007 brachten de democratie niet terug. Het is moeilijk een nieuwe generatie van kaderleden te vinden. ‘Als mensen geïnteresseerd zijn dan komen de autoriteiten bij hun familie langs en zeggen: als uw zoon of dochter bij de NLD zit krijgt u problemen.’ Maar politieke apathie onder jongeren vormt het grootste obstakel voor de inmiddels vijftig jaar lange strijd om democratie. ‘Jongeren interesseren zich steeds minder voor politiek. Ze willen werk, een goede opleiding. Ze gaan liever naar het buitenland, Maleisië, Singapore en Thailand om verder te studeren.’
Buiten de stad Twante in de delta waar cycloon Nagis in 2008 verwoestend huishield en tienduizenden omkwamen, klinken evenmin opbeurende verhalen. Een gemotoriseerde kano brengt me naar een beheerder van een visboerderij. In zijn geblokte hemd en longyi, de Birmese sarong, vertelt hij dat hij de kweekvisjes aan de straatstenen niet kwijtraakt. ‘Dit jaar verdien ik minder dan vorig jaar.’ Met zes kinderen en de kosten van de reparatie aan zijn huis heeft hij één zorg, inkomen verdienen. Politiek bedrijven is een luxe. ‘Zo’n vijfhonderd families hier in de omgeving leven zoals ik. We verdienen 2.000 kyats (2 euro, red.) per dag. Gaat hij stemmen? Aarzelend: ‘Niemand gaat stemmen. De verkiezingen veranderen niks voor de arme mensen.’
Terug in de stad vragen twee immigratieofficieren naar mijn paspoort. Het regime heeft overal zijn oren en ogen en de touwtjes stevig in handen. Met een glimlach: ‘Er is geen probleem, we willen alleen weten wie u bent.’