'Niemand wordt geboren als allochtoon. Want in den beginne God, maar dat hoef ik U niet uit te leggen, was zelfs ik gewoon mens'
Weet u God, ooit werd ik ‘gewoon’ geboren. Of nou ja, gewoon… Volgens mijn moeder was het een zware bevalling, maar ik was er gewoon, ik WAS gewoon. Meisje. Dochter van. Zusje van. Maar dat was het ook wel. Of misschien was ik ook wel Amsterdamse. Of Nederlandse. Maar God, daar had ik helemaal geen weet van. Ik WAS gewoon. Ik bestond. Ik ademde. Leefde. Speelde. Leerde. En in de loop der jaren werd ik van alles, want zo gaan de dingen gewoon.
En weet U God, net zoals wijsheid met de jaren komt, is dat ook het geval met bewustzijn. Maar in mijn geval kwam er nog iets anders met de jaren bij. Ik WAS niet meer gewoon. Ik was niet meer gewóón. Want ergens in de negentiger jaren werd ik herboren als allochtoon. Ik was niet langer meer gewoon meisje, dochter van, zusje van. Of Amsterdamse. Ik was ineens niet-Nederlandse. En ook al was ik dat, gewoon, ik was het niet gewoon.
Kijk God. Niemand wordt geboren als allochtoon. Want in den beginne God, maar dat hoef ik U niet uit te leggen, was zelfs ik gewoon mens. Natuurlijk, anders dan de rest, maar dat was ik gewoon. Of: dat was IK gewoon. In mijn specifieke geval God; mijn moeder deed er alles aan om me heilig in Nederland te laten geloven. We hebben zelfs weleens alle psalmen van het Nederlandse volkslief geoefend. Want al waren we het zelf niet gewoon, mijn moeder leerde ons het land, haar gebruiken en de inheemse bevolking te verafgoden. Dat was heel gewoon. En dat was het ook, gewoon.
Luister God, dat ik niet gewoon was, dat vond ook ik gewoon. Ook al vond ik het soms niet leuk God, want dat was het ook niet, gewoon. U kunt zich misschien nog wel herinneren dat ik U ooit, als zesjarige, smeekte: “Oh God, waarom ben ik nou niet gewoon?” Ik weet nog, God, dat ik dacht dat bruin vies en lelijk was, en wit was gewoon, ja… gewoon GEWOON. Toen ik op de leeftijd kwam van de vriendinnenboekjes, schreef ik in mijn eigen boekje bij de vraag wat ik later wilde worden dan ook: ‘wit’. Dat vond ik toen zelf heel gewoon.
U moet weten, God, die indoctrinatie van mijn moeder werkte heel goed. Nederland was mijn vaderland, mijn alles, het was mijn land, gewoon. Toen ik net volwassen werd vond ik mezelf hetzelfde als alle andere Nederlanders. Ik vond mezelf gewoon, ja, heel ‘gewoon’. Want beste God, ook al was ik het in de ogen van de gemeenschap al veel eerder, ik werd echt pas veel later allochtoon. Toen ik een tijdje uit Nederland wegging namelijk, en ik erachter kwam wat dat nou eigenlijk ècht was: gewoon ‘gewoon’. In een land waar niemand wit was, hoewel te gast, wist ik voor het eerst in mijn leven hoe het was om er gewoon bij te horen. In Sierra Leone, God, was ik voor het eerst in mijn leven ‘gewoon’. Ook al was ik daar in de ogen van sommigen ook wat ik als kind altijd had willen worden: wit. En toen dat gebeurde God, toen werd ik allochtoon.
Beste God, mijn verblijf in Sierra Leone was een grote openbaring. Een volwaardig mens te zijn omdat ik gewoon BEN, dat heb ik pas in Sierra Leone leren kennen. God! En toen ik eenmaal de vrijheid had geproefd van dat gewoon ‘zijn’, wilde ik niet langer horen bij een land waar ik mezelf in allerlei bochten moet wringen om ‘gewoon’ te zijn. Een land dat het gewoon vindt dat ik mezelf moet bewijzen, verdedigen, verklaren en verstoppen en waar ik ondanks alles, nooit ‘gewoon’ zal zijn. Want hoezeer ik dat gedaan had mijn hele leven en hoe gewoon ik dat eigenlijk altijd heb gevonden, vond ik daar – in Sierra Leone – ineens helemaal niet meer gewoon.
Grote God, hoe klein mijn mentale gevangenis in Nederland is, de proporties ervan, ik wist het pas toen ik weer voor langere tijd terug naar Nederland kwam. Weet u wat de zwaarste ketenen zijn, God? Die van het voorgeschreven denken. En die indoctrinatie over hoe ik me moet voelen. Of hoe ik me beslist niet mág voelen. Dat ik niet gewoon mag ‘zijn’. Dat ik maar steeds moet blijven proberen ‘gewoon’ te zijn. En dat ik dat misschien wel vaker moet horen van gele, bruine en zwarte Nederlanders dan van de witte, God, omdat zij dat inmiddels heel gewoon zijn.
God allemachtig, ik doe mijn best, God, echt waar. Maar ik heb er een dagtaak aan om uit te puzzelen wie ik nou eigenlijk ben. Een excuus allochtoon? Knuffelallochtoon? Reserve allochtoon? Of beroepsallochtoon? Misschien komt daar ooit nog wel een Facebook quizje voor, God, ik hoop het maar. Het zou veel tijd schelen, zodat ik weer tijd heb om gewoon te ‘zijn’. Al zal het leven nooit meer gewoon zijn. Omdat ik nu weet dat wat ooit ‘gewoon’ was, gewoon nooit gewoon is geweest. Ik ben het zat, God, dat er gele, bruine en zwarte Nederlanders zijn die zeggen dat ik me niet gediscrimineerd mag voelen omdat zíj heel gewoon zijn gaan vinden wat niet gewoon is. En God, ik ben het zat dat er witte Nederlanders zijn die allochtonen ‘hebben’ die gewoon ‘net Nederlands’ zijn. God, verdomme, ik ben het zat om ‘gewoon’ te moeten zijn.
Maar meer dan wat ook God, nog aan toe, ben ik het zat om net te doen alsof dat Nederlands-zijn zo ‘gewoon’ is. Want als dat gewoon is, God, wil ik het gewoon niet zijn. Ik blijf liever gewoon allochtoon. Martin Luther King zei, God, dat je bent wie je bent door hoe we met z’n allen zijn. We worden gevormd door de norm. Allemaal. Of misvormd. Want als je niet kan zijn wie je bent, word je nooit wie je zou moeten zijn. Een gigantisch minderwaardigheidscomplex is onder allochtonen die zo desperaat graag ‘gewoon’ willen zijn, daarom thans heel gewoon. Zij zien de kleingeestigheid niet, het superioriteitscomplex waaronder het Nederlands-zijn gebukt gaat, het zwart-wit denken, de bekrompenheid. Ze hebben het gewoon te druk met ‘gewoon’ zijn.
Lieve Heer, nee ik niet meer, ik wil weg uit die neerwaartse spiraal. Want wie kan dit nog winnen, God? Racisme, het is een industrie geworden. Commercie. Een niche. Wat als het ineens op zou houden? Dan zouden een hele hoop mensen hun boterham verliezen. En daarom wordt het iedere dag aangewakkerd en levend gehouden, God, zo is het gewoon. De norm is misvorming, dat vindt men heel gewoon. En dat, beste God, is de reden waarom ik niet meer in Nederland geloof. Van nu af aan, God, BEN ik gewoon. Ik besta. Ik adem. Ik leef. Speel. Leer. Op mijn eigen manier. Ook al vinden ze dat hier in Nederland niet gewoon.