Opiniemakers, wetenschappers, politici en beleidsmakers, meng je niet in mijn emotionele huishouden!
Discussies over etnische minderheden in Nederland gaan al snel over racisme maar in werkelijkheid speelt er vooral een ander fenomeen: culturalisme, een nostalgisch verlangen naar vroeger waarin niet of nauwelijks plaats is voor andere etnische of culturele groepen.
“Als het je niet bevalt in Nederland, dan ga je toch lekker terug!”, zei de beste man terloops. Het was geen fysieke aanval, maar wel een verbale. Op het eerste oog is er niet veel mis met deze als-dan redenering. Het is een zwakke tegenwerping van iemand die niet inhoudelijk reageert – ongeacht het onderwerp. Vaak gebruikt een machteloze spreker deze zin als de andere gesprekspartner een vervelende mening over Nederland verkondigt. In deze interpretatie gaat het vooral om een retorische zet, een strategische drogreden. Maar de als-dan redenering is ook dwingend en heeft een gewelddadig nationalistisch karakter.
Er zijn grofweg twee varianten, namelijk voor de etnische meerderheid en de etnische minderheid. Bij de eerste groep gaat het om de volgende vorm: “Als het je niet bevalt in Nederland, dan ga je toch lekker weg.” Als de zin wordt gebruikt tegenover iemand uit een etnische minderheidsgroep, dan verandert ‘weg’ vaak in ‘terug’. “Als het je niet bevalt in Nederland, dan ga je toch lekker terug!”
Ik moet terug, maar waar naartoe? Naar mijn huis in Amsterdam? Naar mijn geboortestad Nijmegen? Ah dummy , natuurlijk terug naar het ‘land van oorsprong’. Hier transformeert de als-dan redenering een latent etnisch verschil tot een relevantie in de ontmoeting. Teruggaan veronderstelt een wederkeren naar het ‘land van oorsprong’ – met een voor mij even willekeurige oorspronkelijkheid.
Deze als-dan redenering is een vorm van territoriale zuivering – het markeert de groepen die wel en niet onderdeel zijn van de dominante etnische groep. Territoriale zuivering komt simpelweg neer op het volgende: je bent niet van deze grond, ga dus maar lekker terug naar je eigen grond. Klein probleempje: de tweede generatie etnische minderheden zijn op Nederlands grondgebied geboren.
Nationalisme Na een autoreis van vier dagen heeft mijn 16-jarige versie ooit bij de grensstad Kapıkule, die tussen de Bulgaarse en Turkse grens ligt, de ‘Turkse grond’ gekust. Bij nader inzien – toen stond ik er niet bij stil – was dat een uiting van een nationalistisch sentiment. Ik had mijn ‘land van oorsprong’ bereikt. Mijn lichaam bevond zich in ‘de Turkse tuin’ en ik kuste het ‘heilige’ asfalt terwijl de geur van rubber zich in mijn neusholten drong en ik het restspeeksel van mijn voorgangers proefde. Tegelijkertijd markeerde het ritueel – anderen maakten met mij hetzelfde gebaar, bekenden en volstrekte onbekenden – het einde van onze reis.
Als ik na vier dagen afzien, stinken en passieve agressiviteit verzamelen in een te kleine auto met te veel mensen vanuit Nederland richting het Noordoosten was gereden en uiteindelijk was aangekomen in Wit-Rusland, dan had ik waarschijnlijk ook daar het asfalt gekust. Dit ritueel is geen onderdeel meer van mijn habitus – welteverstaan, ik denk en handel niet meer op deze wijze – maar goed, daar was toen niemand mee geschaad.
De uitspraak ‘Als het je niet bevalt in Nederland, dan ga je toch lekker terug!’ is een vergelijkbaar nationalistisch ritueel, waarbij kenmerken als de natie, de dominante etnische groep en de territoriale grond samenvallen. Het is een ‘van-deze-grond’-visie op de wereld die blind is voor de demografische pluriformiteit in Nederland. Het is een uiting waarin symbolisch geen plek is voor de ‘ander’ die geen ander (meer) is. Het is een interpretatie van de sociale wereld waarin elke etnische groep zijn eigen ‘oorspronkelijke’ tuin heeft en verdoezelt de willekeurigheid daarvan. Het is een wereldbeeld waar mozaïeken naast elkaar liggen en waar de natie met de territoriale grond correspondeert.
Het is een irrationeel, onjuist en nostalgisch verlangen naar vroeger. Het is geen vorm van racisme, maar het is culturalisme – een opvatting waarin etnisch-culturele groepen zich niet behoren te mengen, waar elke groep zijn eigen tuin heeft en zich bij voorkeur ontdoet van de vreemde elementen daarin, zoals het onkruid en ongedierte.
‘Recht van de eerste’ Jan Willem Duyvendak beschrijft een vergelijkbaar denken: het-wij-waren-hier-eerst-principe. Dat nativisme, het oudste recht op een grond of het recht van de eersten, is makkelijk te weerleggen, maar, zo stelt Duyvendak, toch moet men rekening houden met dit intuïtieve gevoel. Duyvendak hanteert overigens de analogie van een huis: de eersten mogen de baas in huis spelen.
Twee triviale voorbeelden waar een vergelijkbaar denken zich manifesteert: in de eerste situatie heeft een persoon het raam open staan op kantoor. Een tweede persoon komt binnen, krijgt het koud en vraagt of het raam dicht zou mogen – op zijn minst minder wijd open. De tegenwerping van de persoon is: ‘Nee, ik was hier het eerst, je komt net binnenlopen’. In de tweede situatie wordt van een nieuwkomer geëist dat die zich schikt aan de bestaande regels in een huis met meerdere bewoners. Als er voorheen doordeweeks tot drie uur ’s nachts muziek werd geluisterd, dan heb je als nieuwkomer niet het recht om de gang van zaken ter discussie te stellen. De nieuwkomer behoort zich te conformeren aan de gebruiken van de ‘oorspronkelijke’ bewoners.
Het gegeven dat de natie allang niet meer samenvalt met territoriale grenzen (eh, globalisering?) geeft ook op andere vlakken een ongemak. Dat oeverloze geëmmer over importbruiden, schotelantennes, etnische bubbels en parallelle samenlevingen hangt hier natuurlijk mee samen: de loyaliteit en binding van etnische minderheden aan de Nederlandse natie moet te allen tijde worden veiliggesteld. Identificatie met het land van herkomst is voor sommigen al een vorm van segregatie. Het simplisme.
Het gaat allang niet meer om een economische, culturele of sociale integratie, maar ook om een emotionele integratie: ik word gedwongen om me Nederlands te voelen. Moet het ene nationalisme inruilen voor het andere. Laat ik voor mezelf spreken: opiniemakers, wetenschappers, politici en beleidsmakers, meng je niet in mijn emotionele huishouden! Ik raad niemand aan of af om zich wel of niet met Nederland te identificeren. Of met Turkije – of welk land dan ook. Het is vooral een pleidooi voor een beperkte inmenging in gevoelens van verbondenheid en loyaliteit.
Nieuwkomers moeten zich aanpassen aan de heersende mores, normen en waarden in het ‘land van aankomst’. Gasten, zoals het betaamt, passen zich aan. Maar etnische minderheden zijn geen gasten, toeristen of willekeurige passanten. Ze zijn onderdeel van de ‘Nederlandse tuin’. Wil je alsjeblieft opschuiven?