Aan tafel!
• 06-07-2011
• leestijd 4 minuten
Wie niet van de geneugtes des levens weet te genieten, kan tot de Waarheid nimmer naderen
In een oude Indiase tempel is door archeologen en kunsthistorici voor 23 miljard dollar aan goud, juwelen en andere kostbaarheden aangetroffen, schrijft Nelson Jones in the New Statesman, een soort Vrij Nederland maar dan op zijn Brits.
Jones voegt daar een beschouwing aan toe over hoe lucratief het prediken van een geloof kan zijn. De opbouw van de tempelschat is al in de achtste eeuw begonnen maar hij geeft ook recentere voorbeelden, zoals dat van de onsterfelijke goeroe Said Baba, die – zo bleek na zijn onverwacht overlijden – in een appartement vol goud en geld woonde. Hij ontving tijdens zijn aards bestaan enkele miljarden euro uit de handen van gelovigen overal ter wereld.
Je kunt inderdaad met je Waarheid een hoop geld verdienen (of macht verzamelen of allebei) als je maar genoeg aanhangers weet te verzamelen. In zijn roman De Nacht op de Kale Berg legt Karel van het Reve uit hoe. Een man heeft het meisje van zijn dromen ontmoet en zij zegt tegen hem: “Als je me volgend jaar een miljoen brengt, dan trouw ik met je”. Die man begint vervolgens een religie. God heeft hem in een visoen geopenbaard dat er binnen een jaar te zijner ere een tempel moet worden gebouwd en die tempel kost een miljoen. Zo voldoet onze held aan zijn opdracht, maar moralist als hij was, gunde Van het Reve hem het meisje niet. Ze wijst hem af met de opmerking dat het maar een grapje was. Liefde is niet te koop en haar hart ook niet.
De Nacht op de Kale Berg is al decennia lang een leerrijk boek voor iedereen die op basis van geloofsprediking miljonair wil worden. Het voordeel van zo’n blijde boodschap is dat je hem altijd kunt blijven verkopen, terwijl hij toch in je bezit is. Om effectief te zijn moet de boodschap niet te ingewikkeld zijn en tegelijkertijd iets beloven wat mensen alleen maar zelf voor elkaar kunnen krijgen. De belofte is persoonlijk geluk, al dan niet met de eeuwige zaligheid on top of that. Om dit geluk te bereiken dient de gelovige zich aan bepaalde leefregels te houden. Anders wordt God boos. Wie er een slaatje uit wil slaan, onderstreept de deugd der opofferingsgezindheid. Je moest bijvoorbeeld eens zien hoe vaak vroeger bij de zakelijk gewiekste pinksterprediker Johan Maasbach de collecteschaal rondging. Ook hier is het nuttig om concrete doelen te stellen, zoals de tempel uit de Nacht op de Kale Berg.
Is het zo makkelijk? Zo makkelijk is het. Toch zal de aankomende prediker merken dat hij of zij weinig bereikt zonder een bepaald natuurtalent. Ik bedoel: Jomanda kreeg door die toon en die stijl van haar hele veilinghallen vol. Het is nog maar de vraag of het jou met dezelfde boodschap en dezelfde wonderen ook zou lukken. Uiteindelijk is het toch vooral een gave als je in staat bent de medemens veel geld uit de zak te kloppen.
Veel mensen komen op grond hiervan tot het oordeel dat je predikers en religieuze leiders alleen moet vertrouwen als zij in de diepste armoede leven. De paus haat ik, maar voor moeder Theresa heb ik wel respect, zeggen ze dan. Het is maar zeer de vraag of je met asceten beter af bent. De Griekse filosoof Diogenes had alle aardse luxe afgezworen. Toen hij zijn collega en tegenstander Aristoteles tegenkwam zei deze: “Ik zie de ijdelheid door de gaten van je hemd”. Dit soort rigoureuze types ontwikkelen zich vaak tot despoten die in plaats van geld, macht verzamelen. Zij spreiden om zich heen niet alleen de stank van ongewassenheid maar ook van intolerantie.
Daarom sta ik, zoals Gilberto Gil het formuleerde in zijn
prachtige lied “De processie” aan de kant van Jezus.
Jezus vastte veertig dagen in de woestijn maar daarna nam hij het er goed van. Hij was vaak op feesten te vinden. Hij liet zich graag een diner aanbieden. Hij veranderde water in wijn en niet omgekeerd. Hij ging bij elke gelegenheid voortreffelijk gekleed, zoals blijkt uit het feit dat de bewakers bij zijn kruisiging zijn gewaad niet verscheurden, zoals de gewoonte was, maar om de waarde ervan verdobbelden. Bij de Profeet Mohammed (vzmh) thuis zaten ze trouwens ook niet op een houtje te bijten. Al Boechaari vermeldt dat Hij zijn gasten altijd aanspoorde om meer te eten en door te drinken (melk dat wel) tot ze zeiden: “Bij degene die jou met de Waarheid heeft gezonden, ik heb er geen plaats meer voor.”
Je neemt nog een hapje en je praat ontspannen over het geloof. Maar boetpredikers en collectanten kan een mens beter mijden. Wie niet van de geneugtes des levens weet te genieten, kan tot de Waarheid nimmer naderen. Aan tafel!