In #MijnEindeWereld delen wij elke week een bijzonder verhaal met jullie over mensen die het einde van de wereld hebben opgezocht. Deze week spreken we Dorian Cosijnse (28). Na een jaar traineeship in een afgelegen gebied in Oeganda besloot zij dat er nog veel meer werk gedaan moest worden.Nu is zij directeur van een stichting die kwetsbare kinderen onderwijs en gezondheidszorg biedt.
Hoe zag je leven eruit voordat je naar Oeganda vertrok?
“Ik was pas net klaar met mijn master International Development Studies in Utrecht. Samen met vriendinnen woonde ik in een studentenhuis. Van jongs af aan heb ik al een fascinatie voor andere culturen en landen. Met name het verre buitenland. Aardrijkskunde was op de middelbare school dan ook mijn favoriete vak. Mijn studiekeuze, Bachelor Sociale Geografie en Master Development Studies, waren dan ook bewuste keuzes om nog meer bezig te kunnen zijn met verre landen en culturen.
Tijdens mijn studie vulde ik al veel van mijn vrije uren in met vrijwilligerswerk, voornamelijk met asielzoekers en vluchtelingen. In het asielzoekerscentrum kwam ik in aanraking met mensen van over de hele wereld. Het voelde voor mij heel fijn om bezig te zijn met andere culturen, ander eten en andere gebruiken, maar ook voornamelijk om mensen in lastige situaties een hart onder de riem te steken. Toen ik tijdens mijn master de kans kreeg om naar het buitenland te gaan voor een afstudeeronderzoek, heb ik deze kans meteen aangegrepen. Ik ben toen naar Burkina Faso gegaan, waar ik onderzoek heb gedaan naar de conflicten die ontstaan tussen de vele nomadenstammen en de lokale bevolking in dit afgelegen gebied.”
Waarom ben je naar Oeganda gegaan?
“In 2017 heb ik mij aangemeld voor een traineeship bij een grote vluchtelingenorganisatie en toen ben ik terecht gekomen in dit afgelegen gebied in Oeganda. Vrijwel meteen had ik het hier ontzettend naar mijn zin. Ondanks dat ik veel mensen zag die het heel moeilijk hadden, zag ik ook meteen heel veel kansen om dat beter te maken. Toen mijn traineeship eindigde, voelde het voor mij alsof ik nog niet klaar was in Oeganda. Nu is het inmiddels vier jaar later en ik ben er nog steeds.
Naastenliefde is een begrip dat ik van huis uit erg heb meegekregen. Vroeger hadden wij thuis een scheurkalender hangen van een grote vrijwilligersorganisatie. Wanneer ik dan die foto’s zag van verre landen had ik altijd het gevoel dat ik daar ook moest zijn en wilde ik die plekken beleven. Toen ik jonger was heb ik heel lang gedacht dat ik kinderarts zou worden en zou gaan werken in Afrika. De medische kant bleek alleen toch niet zo voor mij te zijn weggelegd. Sindsdien heb ik altijd wel gezocht naar andere manieren om toch van betekenis te kunnen zijn voor anderen.
Een aantal jaar geleden heb ik een stichting (mede-) opgericht in een afgelegen Amudat district. We werken samen met lokale partners om hulp te bieden aan kwetsbare kinderen. Zoals meisjes op de vlucht voor besnijdenis en uithuwelijking, kinderen met HIV of kinderen met een handicap. Wij helpen deze kinderen met medische zorg, maar ook met toegang tot het onderwijs. Wij kijken dus naar de meest kwetsbare kinderen in de gemeenschap en die proberen we dan een beter toekomstperspectief te bieden.”
Hoe heb je je voorbereid op dit avontuur?
“Ik werd door een kennis op de traineeship gewezen. Al snel bleek dat ze iemand zochten voor Amudat in Oeganda. Zij vertelde er wel direct bij: “Voor Amudat is niet iedereen geschikt. Het is erg afgelegen en je hebt er helemaal niets. Je moet dus heel goed op jezelf kunnen zijn en jezelf kunnen vermaken.” Ik had toen vrijwel meteen zoiets van: “Laat maar komen.” Ik wilde het doen en ik ging er gewoon voor. Tegelijkertijd had ik mij ook al voorbereid op het ergste. Ik heb bijvoorbeeld heel veel boeken meegenomen. Bij aankomst merkte ik al gauw dat ik mij hier best wel wist te vermaken. In mijn ogen is hier juist heel veel te doen.”
Hoe reageerde je omgeving op jouw vertrek?
“In eerste instantie reageerde mijn omgeving erg positief. Het zou eerst namelijk een afgebakende periode van één jaar zijn. Dit vonden ze erg leuk en het was waarschijnlijk ook nog eens goed voor mijn CV. Ze vonden het echter wel jammer dat ik na dat jaar aangaf zo snel mogelijk terug te willen en langer in Oeganda plande te blijven. Dit was wel iets anders dan waar ze op gerekend hadden. Inmiddels ben ik alweer vier en een half jaar in Karamoja, Amudat. Veel langer dan dat ik oorspronkelijk gepland had, maar er is hier zo veel te doen en er zijn zo veel mooie dingen die wij kunnen bereiken. Ik ben hier dus voorlopig ook echt nog niet klaar.”
Hoe ziet een dag in jouw leven eruit?
“Elke dag is ontzettend anders, werkelijk geen dag is hetzelfde. Soms kom ik op kantoor en dan heb ik een plan gemaakt van wat ik die dag wil gaan doen, maar dan loopt het altijd weer totaal anders. Wij hebben hier een best wel groot team met allemaal lokale medewerkers. Ik ben dus de enige vanuit het buitenland die hier nu actief is. We helpen kwetsbare kinderen met toegang tot onderwijs en bieden kinderen met een handicap toegang tot specialistische medische zorg. Omdat de kinderen vaak erg ondervoed zijn, helpen we de kinderen om voor hun operatie op gezond gewicht te komen. Naderhand blijven de kinderen vaak nog een tijdje in veilige opvang om te revalideren.
Zelf reis ik veel met de kinderen van en naar het ziekenhuis wat ongeveer 20 uur rijden is. Vaak rij ik zelf dus dat is best wel een hele afstand. Het is altijd een bijzondere rit. Wij zitten hier namelijk echt ‘in the middle of nowhere’ in Karamoja en wanneer je rijdt kom je stapje voor stapje in de bewoonde wereld. Aan het eind van de rit sta je dan ook echt in de drukke files van Kampala. Daarnaast begeleid ik de kinderen ook vaak bij de operaties.
Verder ben ik bezig met partnerships en op strategisch niveau kijk ik wat wij nog meer kunnen doen voor de gemeenschap. Zo bezoek ik bijvoorbeeld scholen waar onze kinderen naar toe gaan om gesprekken te voeren. Voor mijn werk moet ik ook af en toe naar Nederland om fondsenwerving te doen. Op deze manier hou ik tegelijkertijd toch ook nog een beetje contact met Nederland. Het fijnst vind ik om hier te zijn en echt de schouders er onder te kunnen zetten. Het werk is heel verschillend, maar waar ik het meest van geniet is om met de kinderen samen te zijn en de impact van mijn werk zien.”
Wat zijn obstakels die jij bent tegengekomen?
“Wanneer ik hier ben zie ik best veel potentie, maar tegelijkertijd heb je te maken met een gemeenschap die opgegroeid is in armoede. Hierdoor merk je soms dat de energie er niet meer is om er wat van te maken. Mensen zijn hier lamgeslagen door de armoede en kunnen het dan heel moeilijk de weg vinden om de schouders er onder te zetten. Dit is voor mij wel een grote uitdaging.
Een ander obstakel voor mij is de taalbarrière waar ik mee te maken heb. De bevolking spreekt hier verschillende lokale stamtalen en vrijwel geen Engels. Dit is soms best lastig. 95% van de bevolking is analfabeet en maar heel weinig mensen kunnen zich een beeld vormen van de wereld buiten de bubbel van Karamoja, ze hebben echt geen idee waar ik vandaan kom en hoe het daar is. Ik val dus best wel op en het is voor mij lastiger om gelijkgestemde te vinden. Daarnaast woon ik in een gemeenschap waarin mannen en vrouwen absoluut niet gelijk zijn aan elkaar. Mannen staan hier vooraan in alles. In mijn eigen werkzaamheden heb ik hier af en toe zelf ook mee te maken. Mensen hier nemen toch een man veel serieuzer dan een vrouw. Aan de andere kant merk ik wel doordat ik een vrouw ben kinderen en vrouwen sneller toenadering bij mij zoeken, dus dat is een positieve keerzijde. In de gemeenschap nemen mannen je echter niet zo serieus.
Een praktisch obstakel is het feit dat je hier soms dagen, voorheen weken, zonder elektriciteit zit. Dit zorgt er dan voor dat ik dan bijvoorbeeld weinig contact kan onderhouden met het thuisfront. Afgelopen jaar heeft de president vanwege de verkiezingen wekenlang het internet afgesloten en alle sociale media geblokkeerd. Voor de mensen hier is dat heel anders dan voor mij. Voor mij betekende dit namelijk dat ik echt geen contact kon hebben met mijn familie en vrienden. In die tijd heb ik er heel veel aangehad dat ik hier een netwerk heb opgebouwd met mensen die ik vertrouw en waar ik mij fijn bij voel. In deze tijd kon ik op hen terugvallen.”
Wat heb je geleerd van het leven aan het einde van de wereld?
“Ik ben in ieder geval heel erg zelfstandig geworden, ik kan mezelf onwijs goed redden. Verder heb ik geleerd dat ondanks moeilijke omstandigheden je altijd moet proberen het positieve te zien. Dit is iets wat ik heel erg geleerd heb van de mensen hier, want het kan allemaal nog zo negatief zijn. Maar er zijn altijd wel redenen om te blijven lachen. Zelfs wanneer er kinderen in best wel een uitzichtloze situatie zitten, kun je de hoop zien terugkomen in hun ogen. Wij hebben kinderen opgevangen die meervoudig gehandicapt waren en die na operaties weer kunnen lopen en naar school kunnen. Zo’n transformatie is zo belonend en daar geniet ik het allermeest van.”
Hoe zie je de toekomst voor je?
“Ik kan mij niet voorstellen dat ik Karamoja ooit helemaal achter mij zal laten. Ik voel een zeer sterke verbinding met de mensen en de kinderen hier. Misschien dat ik na een tijdje wel nog meer taken over kan dragen naar de lokale bevolking, zodat ik er een tweede “einde van de wereld” naast kan beginnen. Ik ben in het bijzonder gegrepen door de situatie van jonge meisjes die geen kansen krijgen om naar school te gaan en een beter leven op te bouwen. Een toekomst compleet in Nederland kan ik mij heel moeilijk voorstellen. Over een aantal jaren is het wellicht tijd voor een nieuw avontuur en een nieuw land, maar voor nu vind ik dat nog wel een gek idee en ben ik op mijn plek in Oeganda.”
Heb je een boodschap die je aan anderen zou willen meegeven?
“Volgens mij zouden mensen wat meer bezig moeten zijn met mensen die het wat minder hebben, dichtbij en ver weg. Echt niet iedereen hoeft fysiek grenzen te verleggen of naar het “einde van de wereld” te vertrekken, maar probeer waar je ook bent een verschil te maken voor mensen in een moeilijke situatie. Als we dat allemaal wat meer zouden doen, kunnen we zoveel meer bereiken.”